Schrijven over seks is niet gemakkelijk. Geloof me, ik heb het zelf geprobeerd. Ik bedoel: literair schrijven, in een verhaal of gedicht. Niet het zoveelste receptenboekje voor hemelse seks. Het klinkt al gauw te plat, te expliciet, of te zweverig … Sommige auteurs kunnen het. Een enkeling wijdt er een hele dichtbundel aan.
Carlos Drummond de Andrade (1902-1987), Braziliaans dichter met grote faam in eigen land en daarbuiten, schreef met ‘O amor natural’ een kaleidoscopische 360°-gradenbundel over de lichamelijke liefde. Opmerkelijk is dat hij de 40 gedichten schreef toen hij over de 80 was. De publicatie ervan gebeurde na zijn dood, hoewel eerder al bekend was geraakt dat hij een bundel erotische gedichten in de maak had. Dat nieuws was natuurlijk een hapklare brok voor de media. Misschien net daarom dat de auteur enige schroom aan de dag legde. Hij vreesde dat de bundel als het zoveelste pornografische werkje zou worden afgedaan.
Nochtans, als je naar zijn intentie luistert, lijkt daar weinig reden voor te zijn. Twee jaar voor zijn dood zei hij in een interview over het toen nog ongepubliceerde ‘O amor natural’: ‘Ik geloof dat, tot op heden, een groot deel, zoniet alles, van de literaire werken over de liefde, de liefde tracht te verheerlijken of te analyseren als een versmelting van lichamelijke en geestelijke liefde. Er ontbreekt de optiek van lichamelijke liefde als een waardige uitdrukking van de liefde. Wanneer we spreken over liefde, hebben we het meer over een gevoel dan over een praxis, een ervaring. Mijn idee was de fysieke kant van de liefde te verheerlijken, in poëtische en waardige taal. Ik wilde niet over het obscene spreken, en ik gebruik ook geen obscene woorden.’
En lukt het zo wat met dat ‘verheerlijken in poëtische en waardige taal’? Absoluut. Het mooie aan de bundel als geheel is dat Drummond de Andrade erin slaagt om seks als een veelzijdige beleving te presenteren. Hij belicht, duidelijk met kennis van zaken, de ontelbare facetten ervan en gebruikt daarvoor diverse uitdrukkingsvormen, verschillen en nuances in toon, woordgebruik en lengte van gedichten.
Sommige zijn kort en hebben een overheersend speelse toon, zoals ‘Onder de douche beminnen’ en ‘De vloer is bed’.
De vloer is bed
De vloer is bed wanneer de liefde overmant.
Op hoogpolig tapijt of op het hardst parket,
als liefde om naar bed te gaan niet wachten kan,
vormen wij lijf aan lijf het vochtige ballet.
Om uit te rusten van het liefdesspel gaan we naar bed.
Onder de douche beminnen
Onder de douche beminnen, zeep en kussen,
of in bad, beiden gekleed in water,
glibberende liefde, glippend, grijpend,
wijkend, water in de ogen, monden,
dansen, varen, duiken, regenen,
dat schuim op onze buiken, en de driehoek
van het schaamhaar wit – van water, sperma,
liefdes loop, of zijn wij bron geworden?
Sommige van de gedichten zijn niet meer dan een lofzang op billen en kontjes (in het Braziliaans ‘bunda’ en zowat een nationaal fenomeen dat op de Braziliaanse stranden in minuscule bikinibroekjes tentoon wordt gesteld, ongeacht de omvang ervan). De auteur schroomt evenmin taboes, alles komt aan bod, orale en anale seks inbegrepen, seks als herinnering van lang geleden en seks op oudere leeftijd. Hij gebruikt ook niet per se metaforische of poëtische benamingen. Penis, vagina, sperma, fellatio, orgasme … worden vaak gewoon bij naam genoemd. Toch, door hun inbedding in een kader dat onmiskenbaar poëtisch is, doen ze nergens ontnuchterend of klinisch aan.
In verschillende gedichten weerklinkt een spirituele beleving van seks, als ervaring waarin de mens een vorm van eeuwigheid of verbinding met een overstijgende dimensie kan ervaren. In het lange ‘Liefde – want dit is het ene woord’ bijvoorbeeld:
Wie zal beweren dat hij enkel ziel is?
Wie voelt niet van ziel zijn lichaam zwellen
tot het openbarst in louter kreten
van orgasme, onbegrensd moment?
En verderop:
Eenwording in bed, of in de kosmos?
Waar houdt de kamer op, raakt hij de sterren?
Welke lust in onze lenden voert ons
naar dat ver domein, etherisch, eeuwig?
De vertaling in het Nederlands is van August Willemsen en is tegelijk nauwgezet en getrouw met waar nodig creatievere inbreng. In een appendix geeft hij achtergrond, licht hij enkele vertaalkundige keuzes toe en spreekt hij de hoop uit recht te hebben gedaan aan de verrassende nalatenschap van Braziliës grootste dichter. Tot slot herhaalt hij nog even de verzen waarmee het laatste gedicht van de bundel besluit, namelijk de wens van een oude man die aan het eind van zijn leven is gekomen en in dat heengaan de verbinding tussen seks en sterven maakt:
Laat de ejaculatie dus mijn eind bekronen
en moge ik dan gaan, in vrede met mijn lot,
mijn sperma sprenkelend daar waar de doden wonen.