‘Tot leven / Een liefdesgeschiedenis’ – Michel Faber over liefde, leven en dood

Ergens in de eerste jaren van deze eeuw was er ‘Lelieblank, scharlakenrood’ (The Crimson Petal and the White), de decadent dikke roman van Michel Faber (°1960) over de lotgevallen van Sugar, een prostituee in het Victoriaanse Engeland. Een gigantische bestseller, en voor mij een memorabele leeservaring. Hoewel ik me toen niet kon voorstellen dat ik ook maar een letter die van zijn hand verscheen zou laten passeren, las ik in later jaren nooit meer iets van Faber.

totlevenTot ik onlangs op ‘Tot leven / Een liefdesgeschiedenis’ stuitte. Faber verloor in 2014 zijn geliefde Eva, na een jarenlange strijd tegen beenmergkanker. ‘Tot leven’ is een bundeling van gedichten die hij schreef in haar laatste levensfase en in het jaar na haar dood.  Lees je zoiets als je niet zelf rechtstreeks met ziekte of rouw wordt geconfronteerd of beroepshalve een recensie moet schrijven? Ja dus. En waarom dan? Goeie vraag. Misschien omdat ziekte en dood ‘doodgewoon’ bij het leven horen en ‘kopje in het zand’ niet veel zoden aan de dijk zet.  Omdat ‘Tot leven’ je bij de eerste lukrake regels bij je nekvel grijpt en niet meer loslaat. Omdat het ook, ondanks de onverbloemdheid van aftakeling en sterven en de rauwheid van verdriet, pure liefdespoëzie is die Faber schrijft. In de Engelse titel van de bundel komt dat sterker tot uiting: ‘Undying. A Love Story’. De suggestie van ‘undying love’ heeft hier een dubbele bodem, in het Nederlands zeggen we ‘onsterfelijke liefde’, een mogelijkheid waar de vertalers Harm Damsma en Niek Miedema niet voor hebben gekozen, wellicht omdat ‘onsterfelijk’ een veel ruimere betekenis heeft dan ‘undying’ die in het Engels dan weer eerder met ‘immortal’ overeenstemt. Niets dan lof overigens voor de knappe vertaling die Damsma en Miedema afleveren.

Wat zo sterk is aan ‘Tot leven’: het is eerlijke en dikwijls gedurfd eenvoudig klinkende poëzie, transparant en toch meerlagig. Er zit niks in van het effectbejag, het intellectualisme en de ondoorzichtigheid die je in hedendaagse poëzie soms aantreft. Gevoelens liggen aan de oppervlakte in alle kwetsbaarheid en zowat alles mag gezegd worden zonder doekjes eromheen. Dikwijls gaat het ook over de allerconcreetste dingen : kleren die niet meer passen, een pruik, medische procedures, lopen dat schuifelgang wordt, schoon beddengoed, het gewicht van een urne met as in een plastic zakje…  Concreet wordt telkens gekoppeld aan achterliggende gevoelens en gedachten, soms beschreven, soms alleen maar gesuggereerd.

De bundel is in twee delen opgesplitst, waarbij deel I gaat over de periode voor Eva’s dood. Deze cyclus eindigt met het gedicht ‘Het tijdstip dat je koos’, waarin Faber beschrijft hoe zijn vrouw ongemerkt wegglipt uit het leven.

‘Ik dutte wat. Jij was niet dood.
Het beddengoed ging op en neer.
Jij was zo angstaanjagend hulpeloos
als een grizzlybeer in barensnood,
als een pasgeboren kind zo broos.
Ik had mijn ogen even dicht,
twintig minuten, hooguit een halfuur.
Dat was het tijdstip dat je koos’.

Deel II bevat gedichten geschreven na Eva’s dood. Faber weet op adembenemende manier over te brengen hoe de vrouw met wie hij zo intiem was en hijzelf voortaan tot gescheiden werelden behoren. Hij kijkt naar de hemel en schrijft over de ‘eerste van vele manen die ons niet samen zullen beschijnen’, hij beschrijft hoe hij niet langer zich aan haar slakkengang aanpast en acht mijl keihard fietst om boodschappen te doen.

‘Ik had haast, godverdomme.
Het ging vanzelf.
Wat een schaamteloos gebrek aan tact
zoals ik daar uitdrukkelijk demonstreerde
dat ik niet heb wat jij hebt
en jou zo dwing te slikken
dat ik nog leef
en jij niet’.

Hij stelt vast dat hij zich laat verslonzen in het stationnetje in de Schotse Hooglanden waar ze samen jarenlang woonden, maant zichzelf aan om gezonder te eten, wat vaker onder de douche te gaan en te beseffen ‘Je bent haar kwijt. Probeer niet zo bezitterig te zijn’. Hij handelt praktische kwesties af, vraagt zich af of hij het aan haar verschuldigd is haar planten in leven te houden en eet ingevroren kliekjes van maaltijden die zij heeft gekookt. In ‘Vraag het dan gerust’ gaat hij in op al die mensen die hem zeggen ‘Als er iets is wat we kunnen doen, het maakt niet uit wat, vraag het dan gerust’. Hij vraagt of iemand met hem in een rotvaart door het heelal kan scheuren, naar de plek waar God zich schuilhoudt.

‘En wacht op mij terwijl ik de deur
van de directiekamer intrap
en de hoogheilige kloothommel
wegruk uit zijn onderonsje met de Eeuwigheid,
zijn topoverleg met de Geheimenissen des Levens,
zodat hij mij eens haarfijn uit kan leggen
waarom mijn vrouw zo nodig
moest worden gemarteld en gekleineerd
en uiteindelijk geëxecuteerd.’

En ach, hij weet dat ze met ‘het maakt niet uit wat’ een kop thee bedoelen of een lift naar de stad, dus houdt hij zich gedeisd en vraagt hij maar helemaal niks. Door heel de bundel heen schijnt de liefde, ‘oude’ liefde die niet idealiseert, die ook nog op post blijft wanneer de ander schoonheid verliest en hulpbehoevend wordt. Liefde die niks heeft met voetstukken, maar wel een monument in woorden optrekt voor een vrouw die voor de auteur uniek, bijzonder en onvergetelijk is. Wat voor ons lezers overblijft, is poëzie waar je af en toe koude rillingen van krijgt en die je tegelijk met een heel warm hart achterlaat.

‘Tot leven. Een liefdesgeschiedenis’ – Michel Faber, Uitgeverij Podium, 2016
Originele titel: ‘Undying. A Love Story
Vertaling: Harm Damsma en Niek Miedema’

Mooi interview met Michel Faber op de website van Vrij Nederland.