Bregje Hofstede – ‘De herontdekking van het lichaam – Over de burn-out’

Schrijven over je eigen burn-out wanneer je 26 bent, met succes een eerste roman hebt uitgebracht die meteen wordt vertaald en verfilmd en je alles knap voor mekaar lijkt te hebben: het is misschien wel een risico. Niet ondenkbaar dat je door een paar cynische recensenten wordt weggezet als aansteller of aandachtszoeker. Bregje Hofstede deed het toch, in een dun boekje met als titel  ‘De herontdekking van het lichaam – Over de burn-out’.

9789059366947_160‘De herontdekking van het lichaam’ bestaat uit een aantal essays die voldoende met elkaar verwant zijn om een coherent geheel te vormen en tegelijk divers genoeg om het thema burn-out vanuit verschillende invalshoeken te bekijken. Het is moeilijk in een genre onder te brengen omdat het egodocument vermengt met filosofische beschouwing en maatschappijkritiek. Het is zowel een intens persoonlijk verhaal als essayistiek met verwijzingen en een bronnenlijst. Het is non-fictie die tegelijk nadrukkelijk literair geschreven is. Precies die wat ongebruikelijke combinatie maakt ‘De herontdekking van het lichaam’ beklijvend.

Centraal in het boek staat de vaststelling van Hofstede dat – hoewel burn-out meestal als een mentaal-emotioneel fenomeen wordt gezien – in haar geval het fysieke aspect allesbepalend is. Ze beschrijft hoe ze in de loop van haar puberteit en onder invloed van haar thuismilieu leerde om haar lichaam zoveel mogelijk te negeren. ‘Books over looks’ wordt haar motto en een lichaam is vooral iets wat niet in de weg moet zitten bij het realiseren van haar mateloze intellectuele ambities. Op heel jonge leeftijd voltrekt zich een vervreemding die ze later weet te benoemen als ‘Ik zat niet slecht in mijn vel. Het leek er eerder op dat ik er helemaal niet in zat’. En nog: ‘Mijn lichaam was iets wat mijn hoofd ronddroeg, hinderlijk traag overigens, en mijn pen vasthield, een noodzakelijk kwaad’.

Hofstedes extreme manier om wil en geest te laten triomferen over de behoeften van het lichaam blijft niet duren: na succesvolle studies en het schrijven van een roman (‘De hemel boven Parijs’) valt ze op haar 24e letterlijk stil. Op een dag gaat ze – tegen haar gewoonten in – doodmoe op een bankje in een park zitten, stelt ze vast dat ze haar benen niet meer kan voelen en met de beste wil van de wereld niet meer kan opstaan. In paniek belt ze met moeite haar vader. Waarop weken en maanden volgen van inactiviteit en langzaam herstel waarin ze gaat begrijpen hoe nefast de onderdrukking van haar fysieke zelf is. Pogingen om eruit te raken door net extra hard voor haar lichaam zorg te dragen – hypergezond eten, yoga, voldoende slaap … – brengen haar verder van huis. Door haar perfectionistische aard heeft ze gewoon een andere manier gevonden om haar lichaam nog efficiënter te laten gehoorzamen.

De omslag komt wanneer ze begint te  wandelen. Niet wandelen als de geplande kilometerslange tocht in weidse natuur, maar wandelen als doelloos slenteren, ook middenin de stad, de benen en het lichaam de vrijheid gunnen ons te dragen naar waar het hen belieft. Wandelen opent letterlijk nieuwe wegen: ze stelt vast hoe belangrijk het is om ook bij hoofdwerk het lichaam te voelen, ontdekt dat taal helemaal niet zo abstract is als ze dacht, dat ze ‘niet voluit kan schrijven zonder lijf’ en frisser en creatiever wordt. ‘Als ik lang genoeg loop, opent zich gaandeweg een plek in mijn gedachten die ik als compleet eigen ervaar’. Ten slotte komt ze tot het besluit dat burn-out niet zozeer een opgebrand zijn is, een tekort aan brandstof of energie dat je in principe dus ook zou moeten kunnen bijvullen, maar net een teveel aan doorgaans mentale prikkels en een tekort aan leegte en ruimte, zodat op de duur de veerkracht helemaal opraakt.

Tussen haar eigen verhaal door weeft Hofstede maatschappelijke observaties – ontevredenheid over het eigen lichaam die zowel bij mannen als vrouwen norm wordt, de tijdgeest die van het lichaam een ding maakt dat via apps wordt gemonitord en getrackt – en verwijst ze naar filosofen en auteurs, bijvoorbeeld de bijzondere band met wandelen die Henry David Thoreau, Jean-Jacques Rousseau en Friedrich Nietzsche onderhielden met wandelen.

Een extra vermelding waard is het laatste essay in het boekje ‘What de fuck is water?’. Naar aanleiding van een reis die ze in haar eentje onderneemt naar Jerusalem, waarbij ze als jonge westerse vrouw genadeloos wordt geconfronteerd met de voortdurende ongewenste aandacht van mannen, vraagt ze zich af in welke mate haar vrouw-zijn een rol heeft gespeeld in de vervreemding van haar lichaam. Onafgebroken aangestaard worden verhindert dat ze zelf nog kan kijken, niet reageren is geen optie als je lichaam sowieso registreert en je denken uit zijn eigen bedding wordt geduwd. Zelf zo weinig mogelijk signalen uitzenden heeft als gevolg dat ze zich afsluit. Ook hier heeft ze aandacht voor maatschappelijke context – de neiging om te stellen dat vrouwen niet moeten zeuren zo lang het maar bij kijken, een gebaar of opmerking blijft – en voor andere vrouwelijke auteurs in wiens werk de relatie met het lichaam een speciale plaats heeft, zoals Sylvia Plath en Susan Sontag.

Met ‘De herontdekking van het lichaam’ bewijst Bregje Hofstede dat ze uiteenlopende genres moeiteloos aankan, intelligent associeert en verbanden legt. En ook dat ze geen zeurkous is die per se het eigen leed breed wil uitsmeren.

Bregje Hofstedes website