Vleugelpiano’s
Vleugelpiano’s zijn zwart.
Witte een gril van de natuur – zoiets als albino’s –, bruine een verwaarloosbare vergissing.
Buffetpiano’s? Je weet toch waarom ze zo heten?
Zet er wat schotels met hapjes op als je een feestje houdt en vergeet ze verder.
Vleugelpiano’s dus. Mateloos onbescheiden, ruim in de schouders
als die bink aan wiens arm je graag gezien wordt.
Stemhebbend, ook met alle kleppen dicht.
Oogstrelend, zelfs met een gehaakt kleedje en een vaas met plastic bloemen erop.
Van te diep in hun zwart kijken word je stomdronken.
Je kust ze ten afscheid als minnaars van wie je voelt dat het de laatste keer is.
Om te knuffelen zijn ze te groot, maar bij liefdesverdriet kan je eronder gaan liggen
en bij storm waaien ze niet weg.
Je kan ze openklappen als oude voorraadkasten die op hun rug liggen en hun inhoud
langzaam prijsgeven, je in leven houden als het erom spant.
Vleugelpiano’s doen aan winstmaximalisatie.
Foute noten liggen niet aan hen, hemelbestorming wel.
Voor één ding moet je op je hoede zijn, kom niet te dicht.
Ze slokken je op, ze lijmen je vingers vast.
Ze wurgen je net niet met een snaar.
Je bent euforisch. Voor je het weet verloren.
Foto: Jan Chlebek