In treinen

Af en toe stuur ik gedichten in naar wedstrijden of voor publicatie. Heel soms levert dat iets op, maar net zo vaak komt het neer op afwijzing. Schrijven is incasseren. In het beste geval krijg je feedback en kan je daar iets mee. Hieronder één van mijn afgewezen schrijfsels. De feedback van twee ‘echte’ dichters was: goed gemaakt, maar neigt toch te sterk naar de kolder, op het fraaie einde na. Nu hoef ik het met feedback natuurlijk niet eens te zijn. Gedichten schrijf je om te delen, dus deel ik het hier. En ook al is de sfeer licht, ik bedoel dit gedicht helemaal niet als kolder. Wat ik er wel mee wil zeggen: soms, wanneer je in een zware periode zit (zie laatste strofe), kan je door de kleine opmerkelijke dingen rond je te zien toch plots enige lichtheid ervaren. In treinen is dat zeker het geval af en toe. Tussen haakjes: alles gebaseerd op ware feiten (behalve het ei).

 

In treinen

In treinen gebeurt er nog eens wat.
Er kotst er één,
hij waggelt weg,
een ander stapt er overheen.

Een heer toont te veel been
boven de sok.
Na drie stations zakt hij ineen
en glijdt de krant halfstok.

Een tienermeisje zegt:
‘De kleinste maat is daar te groot voor mij’.
Haar moeder – blik op locked –
pelt traag een ei.

Een jonge vrouw verdraagt de wapperende handjes van een reisgenoot,
interpreteert zijn klanken met devoot gezicht.
Is hij haar broer?
Zijn kogelronde blik op elke koe en fiets gericht.

En ik? In treinen mis ik minder.
Tranen kunnen achter een hand.
Ik beeld me in en blijk toch nog op weg
naar jouw bevroren land.

trein