Het gedoe dat liefde heet (2) – Wat is jouw definitie van trouw?

Wat is dé hoeksteen van relaties? Onder één dak wonen? Goeie gesprekken? Humor, tijd voor elkaar maken, seks? Niks van dat alles, hoewel het allemaal meespeelt. Trouw is hét codewoord. Met trouw staat of valt alles, zo lijkt het. Behalve ja zeggen terwijl je elkaar in de ogen kijkt is trouw beloven het belangrijkste element in een huwelijksceremonie. Trouw ‘no matter what’: snertdagen of happy days, kommer en kwel of rozengeur en maneschijn, snipverkouden, doodziek of zo fris als een hoen … Je belooft in alle omstandigheden de ander trouw te blijven. En ook al huwen vele koppels nooit, bij samenwonenden lijkt trouw niet zo anders ingevuld te worden dan bij getrouwden.

Maar wat wordt er bedoeld met trouw? Iedereen lijkt het nogal vanzelfsprekend te vinden wat we onder dat begrip verstaan. De invloed van het christendom in onze cultuur heeft ervoor gezorgd dat we trouw op de eerste plaats interpreteren als: geen seks met een ander. Of zoals het in de tien geboden heet: geen onkuisheid bedrijven. Het belang ervan blijkt uit het feit dat er maar liefst twee van de 10 geboden betrekking hebben op relatietrouw, namelijk het 6e en het 9e. Het 6e verbiedt ons om overspel te plegen, het 9e probeert bovendien onze gedachten, gevoelens en impulsen te beheersen: we mogen een ander dan onze partner ook niet begeren. Heel strikt dus.

Terwijl fysieke en seksuele trouw al eeuwen deel uitmaken van de deal is de nadruk op geestelijke en emotionele trouw van recentere datum. Deze tweede vorm van trouw hangt heel evident samen met de uitverkoren status die partners ten opzichte van elkaar innemen. Als je voor iemand de enige en ware bent, spreekt het vanzelf dat verliefdheid op of een sterke aantrekking tot een ander volkomen taboe zijn. Dat je over de schreef gaat als je met een andere man of vrouw je meest intieme gedachten deelt of heel persoonlijke en kwetsbare kantjes van jezelf laat zien, zeker als daar enige regelmaat in zit en nog meer als het gaat over dingen waarover je je partner niet in vertrouwen neemt.

Trouw is zo de achilleshiel van elke liefdesrelatie geworden. Een heel gevoelig plekje dat tot ware rampen kan leiden wanneer het geraakt wordt. Toch lijken de meeste koppels er niet echt werk van te maken om over trouw te praten en na te gaan wat elk van de partners er exact onder verstaat. Trouw is doorgaans iets wat wordt verondersteld, je moet het gewoon zijn, je gaat ervan uit dat de ander het ook is en jullie allebei haarfijn weten wat precies ok en niet ok is.

Deze houding kan werken zolang er geen spanningsveld is en trouw ‘gemakkelijk’ is. Meestal is dat ook zo in het begin van een relatie, wanneer verliefdheid en gierende hormonen er nog voor zorgen dat je je niet kan voorstellen dat je ooit iets anders wil dan voor eeuwig in zijn of haar buurt zijn en handjes vasthouden. Wanneer een relatie wat jaren op de teller heeft en al helemaal wanneer er situaties ontstaan waarin trouw op de proef wordt gesteld, is het een heel gezond idee om samen te onderzoeken en expliciteren. Wat verstaan jullie allebei onder trouw? Elke partner zou eigenlijk de oefening moeten maken om het voor zichzelf te definiëren. Want hoe kan je trouw zijn als je nooit hebt benoemd wat het voor jou betekent? Wat als je vaststelt dat de ander er iets anders onder verstaat dan jij?

Je invulling van trouw is ook onderhevig aan evolutie. Het is perfect mogelijk dat je door levenservaringen, groei en veranderingen in je relatie tot andere definities komt dan ervoor. In mijn eigen relatie hebben zowel mijn partner als ik dit ervaren. We startten zo’n 25 jaar geleden zoals de meeste koppels: met een wat vaag beeld van wederzijdse trouw, met af en toe een spannende situatie, maar verder liep het gesmeerd.

Zo’n jaar of 15 geleden kwam alles in beweging. Ik stelde vast dat – ook al hield ik van mijn partner en voelde ik me gelukkig in de relatie – ik me ook soms aangetrokken voelde tot anderen en de gevoelens wel eens een hele periode sterk uit de hoek durfden komen. Ik hield het verborgen en worstelde met schuldgevoelens. Wat was er met mij aan de hand? Kon ik niet trouw zijn? Had ik niet genoeg aan mijn relatie? Ik maakte een lang proces door waarbij ik uiteindelijk besloot dat er niks mis was met mij, dat ik eerder mezelf normaal vond dan de zo strenge relatienormen en dat het mij gezonder leek om aantrekking tot anderen niet te hoeven verbieden of onderdrukken. Geleidelijk raakten we in gesprek over trouw. Een hele periode lang kwam het telkens weer terug en het werd duidelijk dat we ons geen van beiden nog in de strenge sfeer van geboden en verboden konden vinden. Ook de omstandigheden hielpen mee: allebei hadden we ervaringen met verliefdheid op een andere man/vrouw zonder dat het tot een breuk of verlies van vertrouwen tussen ons leidde.

Er gingen jaren overheen, maar intussen hebben we het wel weer helder wat trouw voor ons betekent. We zijn er ook in geslaagd om ze te definiëren op een manier waarin we ons allebei kunnen vinden. We vullen trouw op de eerste plaats in als een aantal engagementen voor ons leven samen. Op elkaar betrokken zijn, oog hebben voor moeilijke momenten bij de ander, kunnen luisteren naar elkaars kwetsbare gevoelens, twijfels of angsten, de zorg voor onze kinderen samen opnemen, ruimte laten voor elkaars persoonlijke ontwikkeling, onze hechtheid en fysieke band voeden door fijne dingen te doen met z’n tweeën.

Trouw gaat voor ons dus vooral over loyaal zijn aan een gezamenlijk levensproject, en niet over een verbod op intimiteit – fysieke of geestelijke – met anderen. We gaan ervan uit dat intimiteit een wezenlijke behoefte is die zich niet hoeft te beperken tot één iemand, ook al ben je een koppel. We hebben elkaars lichaam niet in pacht, net zo min als elkaars gedachten of gevoelens, dromen of verlangens. In de praktijk komt dat erop neer dat het binnen onze relatie ok is als mijn partner een vriendin heeft met wie hij heel persoonlijke gesprekken voert en er geen verbodsbord opduikt als hij met haar ook fysieke intimiteit wil delen. Dat ik vrienden kan hebben met wie ik 1-op-1 op café of op restaurant ga en me niet hoef te schamen of illegaal te voelen als ik een keer verliefd word op een ander. Is dat dan vrije liefde of polyamorie? Wat ons betreft niet. We voelen geen behoefte om etiketjes te plakken op wat een persoonlijke invulling van trouw is of onszelf in één of ander hokje te plaatsen. Wat we wel essentieel vinden om goed te kunnen leven met deze definitie van trouw is eerlijkheid en gesprek. We hebben de afspraak dat we elkaar vertellen wanneer iemand buiten onze relatie heel belangrijk voor ons is en ervoor zorgen dat de ander een idee heeft van wat voor contact dit is, zonder dat we elkaar van elk detail op de hoogte hoeven te brengen. Geheimhouding creëert een sfeer van bedrog en geheimen die na verloop van tijd uitkomen zijn als bommen onder een relatie, ze kunnen de hele boel doen ontploffen. Eerlijk zijn is natuurlijk een stuk gemakkelijker wanneer je van elkaar geen strikte fysieke en geestelijke trouw verwacht, maar het blijft een niet te onderschatten opgave. Twijfel, angst, jaloezie of schaamte verdwijnen niet als sneeuw voor de zon wanneer je relatietrouw op een vrijere manier beleeft. Je kan ook de vraag stellen of die grotere vrijheid geen groter risico oplevert dat een relatie verwatert of één van beide partners ze wil afbreken. Dat is in ons geval tot nu toe nooit gebleken, we ervaren eerder dat we met meer vrijheid – en dus meer ruimte en zuurstof – een sterker koppel kunnen zijn. We kiezen bewust voor elkaar en blijven dat doen.

Voor ons werkt dit dus. Niet zonder slag of stoot, want in relatie zijn gaat altijd ook gepaard met minder hechte periodes en af en toe een hobbel op de weg. Ten allen tijde zijn we wel vrij in ons hoofd en hart, in onze beleving en onze contacten met anderen. We hebben onze interpretatie van trouw onderzocht en samen de bakens ervan verzet.

ballade voor een egel

 

aangereden egel langs de weg
in dit geval vermochten duizend stekels niets
hier ligt hij rauw en rood en heel erg dood
getuigen geen of toch niet
de moeite van het oproepen waard
kwaad opzet wellicht uitgesloten
politielint onnodig
dader noch voertuig gesignaleerd
alleen een eenzame fietser rijdt langs en honoreert
met korte stilte en enige gedachten over eindigheid
dan valt de nacht
niemand waakt begraving niet gepland
de dag daarop dunt hij tot bruine streep
en slijt net als het rood de dood

 

Foto Miguel Depoortere

Het gedoe dat liefde heet (1) – Forever mine …

Het houdt mij al jaren bezig: de manier van liefdesrelaties aangaan en beleven die algemeen als normaal wordt beschouwd in onze westerse samenleving. Ik ervaar ze als dwingend en verstikkend en kan er niet goed mee omgaan. In mijn persoonlijk leven probeer ik het anders aan te pakken, maar ik ervaar keer op keer dat afwijken van relationele normen heel moeilijk is als de meeste mensen rond je van de stilzwijgende standaard uitgaan.

Wat ik bedoel? Ik bedoel: kijk rond je naar koppels en kijk naar jezelf. Wanneer ik dat doe, zie ik in relaties tamelijk algemeen dezelfde fenomenen, en ik zal niet beweren er zelf helemaal vrij van te zijn:

  • 1001 verwachtingen ten opzichte van elkaar koesteren
  • het volkomen evident vinden om er zulke uitgebreide verwachtingen op na te houden
  • levenslange exclusiviteit in het gevoelsleven van de ander opeisen
  • gedrag vertonen dat er in de praktijk op neerkomt elkaar wederzijds in bezit te hebben zonder dat we dit zo benoemen.

Waarom verwachten we om te beginnen zo veel? Omdat we de ander zelf hebben uitgezocht op basis van de duizelingwekkende intensiteit van aantrekking en verliefdheid. Partners worden we niet meer omdat onze ouders of een religieuze instantie ons geschikt voor elkaar vinden of omdat onze relatie een goede economische match zou zijn. Nee, de ander is onze persoonlijke uitverkorene: we hebben hem of haar, zonder inmenging van anderen, uit de massa gelicht op basis van criteria die voornamelijk emotioneel en affectief zijn. We hebben besloten dat hij of zij hét is, de ware, enige, bijzondere met wie we een unieke, alleen door ons beiden te doorgronden, onvervangbare band hebben.

Met zulke onuitgesproken achterliggende visie laden we zonder het goed te beseffen een groot gewicht op onszelf en onze partner. We verlangen en verwachten enorm veel. Een partner moet zowat de talenten en vaardigheden van een superheld of -heldin in zich verenigen. Moet beste maatje en verleidelijke seksgod(in) zijn, vertrouweling, conversatiepartner, steun en toeverlaat, betrouwbare ouder en noem maar op. Hebben we een relationele behoefte, dan denken we er automatisch van te mogen uitgaan dat de ander die moet kunnen vervullen. We willen dat er echt naar ons wordt geluisterd, we willen deel kunnen hebben aan de intieme binnenwereld van de ander, we willen ten allen tijde begrip kunnen ervaren, zachte huiselijkheid en koestering krijgen, maar ook wel als het zo uitkomt avontuurlijke uitjes beleven, uitdagende en speelse dingen doen die ons zelfs na jaren relatie nog weten te verrassen en natuurlijk een seksleven dat spannend en opwindend blijft. Het volstaat om iets te willen, waarop een verwachting ontstaat waarvan we vinden dat de ander ze moet invullen. Liefst van al ook zonder dat we helder en concreet hebben geformuleerd wat het precies is wat we willen. De ander moet het aanvoelen, want expliciet zijn, dat doet afbreuk aan de romantiek. Als onze partner aan onze woordelijk geformuleerde verzoeken voldoet, dan is hij of zij toch niet veel meer dan een gedweeë robot, toch? Nee, de ander moet het uit zichzelf weten en voelen, wat wij zo graag willen.

Daar komt nog bij dat we alles doorgaans heel evident vinden. Het is niet zo dat de partner die er redelijk in slaagt aan onze resem verwachtingen te voldoen op onze grenzeloze en nederige dankbaarheid kan rekenen. We vinden het niet meer dan normaal.

De status die we allebei ten opzichte van elkaar hebben van uitverkoren zijn maakt ook dat anderen uit onze verhouding worden buitengesloten en we elkaar als het ware een ongeschreven exclusiviteitscontract laten ondertekenen. Uitverkoren zijn betekent de enige zijn, op een voetstukje staan waar maar plaats is voor één. We garanderen elkaar permanent de exclusiviteit. En omdat dit zo’n bijzondere en emotioneel beladen status is, kan hij niet worden ingetrokken of beëindigd zonder dat het ingrijpende en bijzonder pijnlijke gevolgen heeft. Daaruit volgt onvermijdelijk dat de exclusiviteit die we bieden zich ook eindeloos moet uitstrekken in de tijd. Ideaal zou ze eigenlijk levenslang moeten zijn.

In de praktijk betalen we voor uitverkoren en exclusief zijn een hoge prijs. Het creëert scherpe geboden en verboden. Het komt erop neer dat we voor iemand met hetzelfde geslacht als onze partner geen tedere gevoelens meer mogen koesteren, dat we geen vrijheid meer hebben in omgang, in persoonlijke gesprekken voeren, in actief zijn op sociale media, communicatie via sms of e-mail, afspreken op café, restaurant, in de bioscoop, en natuurlijk is ook fysieke en seksuele intimiteit met een andere man of vrouw verboden. We geven al die vrijheden die we ooit probleemloos genoten op in ruil voor het statuut van uitverkorene.

De facto worden we daardoor elkaars bezit. Want wat ben je anders als de ander van jou en jij van de ander mag verwachten dat jouw intieme geestelijke inhoud, jouw meest persoonlijke passie, de gevoeligheid van je zintuigen en je lichaam, je vermogen om liefde en tederheid te ervaren en uit te drukken zich alleen nog mogen richten op die ene persoon, alleen nog met haar of hem mogen gedeeld worden?

In de meeste literatuur en artikels over liefdesrelaties wordt deze normaal bevonden constellatie van uitverkiezing, verwachtingen, exclusiviteit en bezit niet in vraag gesteld. Het wordt beschouwd als de manier waarop liefde en relatie nu eenmaal in elkaar zitten. Er wordt ook gesuggereerd dat er bij wie anders functioneert iets fout is. Wie moeite heeft met dit exclusieve 1-1-model mist vast essentiële dingen in de relatie (en moet proberen dat gemis op te lossen door er hard aan te werken met de partner), zal wel een probleem hebben met hechting of heeft wat voor blokkade dan ook en is daardoor niet in staat tot diepe intimiteit met één persoon. Lees: als jij moeite hebt met het gebruikelijke westerse relatiemodel dan ben jij diegene die abnormaal en disfunctioneel is, want aan het relatiemodel zelf schort op zich niets.

Wel, ik vind dus heel erg van wél. Ligt het alleen maar aan onze menselijke imperfectie dat zoveel relaties stuklopen en dat overspel en geheimhouding bijna eerder regel dan uitzondering zijn? Of hebben we met ons gebruikelijke relatiemodel de lat voor elkaar zo hoog gelegd, de standaard zo dwingend gemaakt dat bijna elk van ons vroeg of laat zal struikelen? Ik denk dat het dat laatste is. Na verloop van tijd merken we dat een pact van verwachtingen, exclusiviteit en bezit weinig of geen ruimte laat voor groei en ontplooiing, voor evolutie en verandering, allemaal elementen die wezenlijk zijn in onze menselijke natuur en die we zeker in een langer durende relatie niet kunnen negeren als we onze persoonlijke integriteit willen behouden.

De conclusie die ik voor mezelf trek is: er is niks mis met mij, er is wel iets aan de hand met de standaard perceptie en de normen op het vlak van relaties. Daaruit volgen vanzelf de vragen:

Hoe moet het dan anders?

Is het mogelijk om minder van elkaar te verwachten en ook gelukkig te zijn, of misschien gelukkiger?

Kunnen we het begrip trouw op een andere manier invullen?

Is er ook nog intimiteit mogelijk met een ander buiten je relatie zonder dat dat op bedrog of ontrouw neerkomt en hoe dan?

Zou het ook een impact hebben op de samenleving als we elkaar minder beschouwden als ons exclusieve bezit?

Genoeg stof tot nadenken voor een volgende keer.

 

 

 

‘De heilzame depressie’

Mag ik het nog eens over de menopauze hebben? Wie zich – testosteronvat zijnde of onder 40 – niet aangesproken voelt, klikt maar gewoon weg. Bij uitbreiding gaat het ook over ouder worden, en daar komen we in ieder geval allemaal zonder uitzondering ooit aan toe.

Ik lees wel eens wat hier en daar – understatement, ik ben een onvervalste letterveelvraat – en als het over de menopauze gaat, valt dit me op: alle auteurs – vrouwelijke auteurs, ik heb eigenlijk nog geen mannelijke auteurs over dit topic gelezen – willen weg van het beeld van die zielige vrouwen die nu onvruchtbaar en dus oud, afgeschreven en on-sexy zijn. Begrijpelijk, en niemand kan daar rouwig om zijn. Dat beeld klopt ook niet, of niet meer. Maar het lijkt wel alsof de menopauze-schrijfsters de beeldvorming dan maar ineens met de hardnekkigheid van een terriër helemaal de andere kant op willen sturen.

Vrouwen van 50+ zijn oh zo sexy, ‘forever young and beautiful’, klaar om met één grote zwiep alle bullshit uit hun leven te schrappen – die knullige man die hen nooit een orgasme heeft bezorgd inbegrepen – en de switch te maken naar een sensationeel-denderende nieuwe levensfase waarin ze plots alle gefrustreerde droompjes die ze nooit gerealiseerd hebben toch zullen doen uitkomen. Misschien overdrijf ik een beetje, maar daar komt het toch wel wat op neer. Het lijkt mij perfect te passen in onze tijdgeest van maakbaarheid. Als je het maar genoeg wil en er hard genoeg voor gaat, is alles mogelijk. Menopauze wordt het zoveelste ding in het vrouwenleven waaraan hard moet gewérkt worden (en vrouwen ploeteren zich doorgaans al te pletter). Alles staat daarbij in het teken van beheersbaarheid en verbetering, en het gaat voornamelijk over het lichaam. Als je het zo eens inschat, moeten vrouwen in de overgang zowat 24 uur per dag bezig zijn: met fysieke oefeningen voor elk verslappend deel van hun lijf, met de juiste supplementen kiezen en ze slikken, met hun borsten en bekkenbodem inspecteren en in topvorm houden, met fillers / botox / een plastische ingreep overwegen en laten uitvoeren, met hun carrière-omslag plannen en hun oerdroom verwezenlijken.

Kortom: actie! Durf dat verleidelijke vijftigers-hoofdje niet te laten hangen! De vlotte woordspelingen zetten het nog eens goed in de verf: ‘menopower’, ‘me? no pauze’. Vrouwen boven de 50 worden ‘wifty’ (Women Over Fifty), en zeg nu zelf, dat klinkt als een kruising tussen speels en lichtjes wuft.

Nu voel ik mij door 50 te worden niet ineens een oud wijf dat maar beter een knotje of een korte bijgekleurde coupe kan hebben en een stel breipennen moet aanschaffen. Maar toch denk ik: waar is de ruimte om bewust te mogen en ook moéten ervaren dat niet alles onder controle kan worden gehouden en te perfectioneren valt? Waarom zegt niemand dat overgaan van vruchtbaarheid en leven kunnen geven naar zachtjes ouder worden en je gezicht en lichaam zien veranderen ook minder leuke kanten heeft die vaak weinig te sturen vallen? Dat het misschien ook wel de bedoeling is dat we dit zo bewust mogelijk ervaren in plaats van elk aspect ervan krampachtig te verdoezelen of meteen te bombarderen met praktische oplossingen.

Ik geef toe dat ik me eerder ook wat blind heb gestaard op alle fysieke menopauze-kwaaltjes die altijd in veel te lange lijstjes worden opgesomd, maar toen ik mij onlangs weken aan een stuk in onverklaarbare somberheid gedompeld voelde, begon het te dagen. De overgang is ook al die gevoelens die horen bij deze scharnierfase in het leven:
bang zijn voor fysieke aftakeling en het onbekende wat in het verschiet ligt,
rouwen om het verlies van jeugdige schoonheid en deuren waarvan je het gevoel hebt dat ze dicht gaan,
boos zijn om de rotkop die je soms in de spiegel ziet of het verslappend vel op je buik dat alle crèmes en wonder-oliën ten spijt nooit meer helemaal stevig wordt,
twijfels over de weg die je naar het heden heeft gevoerd en hoe je verder wil,
verdriet over wat je aanvoelt als mislukkingen en die je blijkbaar maar niet weet te integreren,
onbestemde somberheid over dingen die je niet echt weet te benoemen …

Moet dit soort vervelende dingen opgelost worden met hormoonsubstitutie – want het is toch vooral hormonaal allemaal? – of met aangepaste voeding, oefeningen, pillen en ingrepen? Ik hoop van niet. Ik wil best een vitamientje of plantenextract slikken als ik daarmee de scherpe hoeken wat kan afronden, maar ik hoop dat die fameuze overgang ook doodgewoon mag zijn wat het is: met vallen en opstaan leren om goed ouder te worden, met ook alle intense gevoelens die daarbij horen. Met de realiteit dat een ouder lichaam en gezicht ook heel mooi kunnen zijn, maar dat er hoe dan ook iets verloren gaat wat ons dierbaar en eigen was en we die realiteit recht in de ogen moeten zien. Dat zijn trouwens verouder-taken waar mannen net zo goed voor staan als vrouwen. Bij hen heet het misschien eerder midlife, maar in wezen komt het op hetzelfde neer.

Laat dit dus een pleidooi zijn voor de onverbloembare ‘kut-kantjes’ van de menopauze, de kwetsbaarheid, de lelijkheid, het verlorene. Dat ze er mogen zijn en we niet meteen weer hup-en-flink powerwoman moeten zijn. Als we ze kunnen zien als de modderige bodem waarop ongetwijfeld iets anders en nieuws gaat groeien, kan de overgang naar de volgende levensfase misschien de ‘heilzame depressie’ zijn, waarover Marie de Hennezel het heeft in haar boek over ouder worden ‘De warmte van het hart voorkomt roest’.

Ik ga ervoor.