Je mag kiezen of die vier magische ‘ik hou van je’ of ‘ik zie je graag’ zijn. In intentie verschillen ze niet veel, het is maar wat je uit je strot krijgt in de liefde. Tijd dus voor genadeloze introspectie: met welke frequentie spreek je ze uit, en tegen wie? Of schrijf je ze makkelijker? Plak je ze met enige achteloosheid achteraan een telefoongesprek? Duim je ze razendsnel en luchtig – luv ya of ILU of KHVJ – op een schermpje?
Voor mezelf stel ik vast dat ik een algemeen tekort ervaar. Ik zeg ze te weinig en ik hoor ze te weinig. Voor een deel heeft dat met persoonlijke dingen te maken, voor een deel met cultuur. Onze culturele barrières voor de vier magische zijn hoog. ‘Ik hou van je’ zeggen in een context van één-op-één tussen twee volwassenen komt al gauw – als je vriendschap en ouder-kindrelaties even buiten beschouwing laat – neer op ‘ik wil een relatie met jou, kies exclusief voor jou en geen ander, heb mijn hart aan je verpand, meen het bloedernstig met ons, …’. Etcetera. Durf je ze uit te spreken tegen iemand met wie je niet sowieso al een romantische verbintenis hebt, dan vraagt de ander zich vanzelf af ‘is ze verliefd op me, wil ze iets met me?’.
Dat is, als je het mij vraagt, jammer. Want het maakt de vier magische tot een soort toverformule die we – tenzij we een partner hebben die bijzonder gul is met verbale liefdesuitingen of er zelf van overlopen – eerder zeldzaam ervaren. Waardoor we er ook geen vlotheid in verwerven. Ze blijven in onze keel steken en we stuntelen in het aannemen ervan.
Ik wou dat het anders was, voor mezelf en voor de rest van de mensheid. Natuurlijk kan je ook zeggen: ‘Ja maar, het is net omdat ‘ik zie jou graag’ tot de eerder schaarse uitspraken behoort, dat het zo bijzonder kan zijn en blijven. Het vaker en in allerlei relaties en contacten uitspreken zou het devalueren.’ Daar ben ik het niet mee eens.
Eind vorig jaar deed ik een experiment: ik schreef bij wijze van alternatief eindejaarscadeautje brieven aan geliefden en vrienden. In mijn hoofd noemde ik ze liefdesbrieven, maar in de praktijk schreef ik in lang niet allemaal de vier magische woorden letterlijk neer. Soms vroeg ik me af of ik ‘over the top’ was, of ik echt zo ver mijn nek moest uitsteken. Anderzijds wilde ik het blijkbaar wel.
En wil ik het nog steeds. In contacten die helemaal geen klassieke liefdesrelaties zijn, welt het soms ineens op zonder dat ik het uitspreek: eigenlijk hou ik van jou. Voorbeeld één: iemand die mij coacht in iets wat ik graag wil leren werkt eindeloos op mijn zenuwen omdat het zo moeilijk is om concrete afspraken met hem te maken, maar wanneer het dan toch lukt, is wat hij geeft zo gul en mooi en warm dat ik spontaan denk ‘hierom hou ik van je’. Maar dat zeg ik dus niet, bang voor complicaties en misverstanden.
In het station ontmoet ik iemand met wie ik een Hans-en-Grietje-contact heb: de keren dat we elkaar zien liggen meestal tamelijk ver uit elkaar, als kruimels op een pad, maar wanneer we elkaar toch kruisen voelt de verstandhouding voor mij meteen als verwantschap. Voldoende reden om te denken: ‘hé, ik zie jou graag’, maar alweer zal ik eerder doodvallen dan het te zeggen. Ik denk dat mijn woorden te gewichtig zouden zijn, krijg schrikbeelden dat ze mij zullen binden of ik erin verstrikt zal raken.
Maar misschien moet ik nu even stoppen met schrijven en dringend gaan oefenen. Wees gewaarschuwd. Misschien hou ik wel van je en kom je dat binnenkort te weten.