portret van Edith – Egon Schiele

 

twee handen strijken neer op een veelkleurige rok
als witte kaketoes in de jungle

alleen gekomen om te zeggen dat zij niet wil poseren
vandaag niet lieverd
geeft zij zich over in een glimlach
onder opgestapeld haar

zijn blik kreukelt de stof
haar buik voelt het penseel

hij trekt een baan oranje
zij laat zich vangen als een kat

in strepen kan je zwemmen tot je zinkt
vallen en nooit neerkomen

Keep writing!

Nee, ik ga het niet over corona hebben. Niet goed wetend of ik de potentiële lezer daarmee een plezier doe – ‘oef, het zal een keertje niet daarover gaan!’ – of dat ik mezelf zowat moet excuseren – ‘denkt ze nu echt dat er ook maar iets relevant is behalve corona?’.  Sinds half maart is schrijven onmiskenbaar anders. Ik moet mezelf positioneren: schrijf ik ‘daarover’ of net niet? Al wekenlang stel ik vast dat ik er niet over schrijf. Blijkbaar bewaak ik mijn terrein en let ik erop dat het virus niet doordringt. Geen behoefte aan corona-gedichten, corona-overpeinzingen, niks van dat alles. Maar wat dan wel? De paradox is natuurlijk dat ik door toe te lichten dat ik niet over corona schrijf uiteindelijk toch over corona schrijf. Basta dus!

Er komt weinig vanzelf, zoals dat doorgaans wel het geval is. Aanknopingspunten, beginregels van gedichten tuimelen niet spontaan mijn hoofd in. Dus heb ik besloten mezelf een handje te helpen, want schrijven is, naast mijn reguliere job, ook mijn werk – als er iets is wat ik in deze in sommige opzichten trage weken heb besloten, is het zeker dat. Jezelf een zetje geven om te schrijven, hoe gaat dat?

Sla een dichtbundel open en beschouw de eerste regel waar je oog op valt als een opdracht. Neem die regel als inspiratie voor een gedicht. Ik sloeg ‘New Collected Poems’ van Tomas Tranströmer open, vond daar achtereenvolgens ‘the only thing that shines’ en ‘and in the evening I lie like a ship’. Hup, schrijven dus.

Of nog: kies een beeld dat je bevalt en schrijf over wat je ziet. Het werd een schilderij van de Russische landschapsschilder Isaak Levitan, ‘Lente, hoogwater’ (1897).

xxx

geheugensteun

ze daalt af in de kelder
tussen inmaakpotten aardappels met scheuten ongebruikte stoelen
nutteloos en voor-het-geval-dat leven er in symbiose
het enige wat glinstert
een slakkenspoor op de tegels

ze is vergeten waarvoor ze kwam
staart in gedachten naar het spoor

hebben slakken een geheugen
en waar komt het eerst een eind aan
hun vermogen om de weg naar buiten terug te vinden
of het verlangen van hun lijf naar water

bovenaan de trap
weet ze weer dat ze touw zocht
om oude kranten bij elkaar te binden

xxx

 

in de avond

en in de avond lig ik als een schip
klaar met aanmeren
elk blad van de perenboom trilt
de grasmaaiers zwijgen nukkig
in donkere schuurtjes

er is geen zee toch ruist het in mijn oren
en zingt iemand zeemansliedjes in de verte
ik kan een kind de dijk af laten lopen
ijsjes uitdelen tot slot

en in de avond liggen de woorden stil
als kleren over de leuning van een stoel

xxx

berkentroost

berkjes op een schilderij van Levitan
eentje groeit nadrukkelijk krom
allemaal staan ze in het water
dunnetjes te weerspiegelen
vooraan een gammel bootje
verderop huizen in de watervlakte
mensen beredderen buiten beeld
berkjes beschouwen