als je altijd kon zeggen
altijd woorden had om te leggen
nee het steekt er niet onderuit
niks fouts met die kleur doe maar
intussen liggen je wijsvingers op je oogleden
adem je in het kommetje van je handen
de middagklok herinnert je
twaalf bakens
als je stilstaat
botst er iemand tegen je aan
als je doorgaat
denk je waar zijn zij gebleven
hoe heten ze je somt ze op
je houdt te veel namen over voor te weinig vakjes
je sluit de wind hermetisch buiten
terwijl de deur blijft zeuren
op één been hinkelen
ooit hield je daarvan
Geef een reactie op wakkersgedichten Reactie annuleren