
Totalitarisme, het woord alleen al maakt emoties los. Sommigen vinden dat je wel erg aan het overreageren bent als je het in de mond durft te nemen met betrekking tot de evolutie van de afgelopen twee jaar. Dat je alles in perspectief moet kunnen zien. Moet stoppen met op boze toon je vrijheid claimen want wat jij bedoelt met vrijheid is vast een egoïstisch streven dat geen rekening houdt met de rechten van anderen. Dat er geen enkele vergelijking mogelijk is met de écht totalitaire samenlevingen van het verleden. Etcetera. Anderen waarschuwen dan weer onomwonden: we zitten in een neerwaartse spiraal, en de autoritaire tendensen zijn manifest. Mattias Desmet schreef een boek over de achterliggende psychologie van het totalitarisme. En ja, hij verwijst regelmatig naar de huidige realiteit, genuanceerd formulerend en zonder in sensatie of hysterie te vervallen. Feit: de eerste druk van ‘De psychologie van totalitarisme’ was in enkele weken uitverkocht. In andere tijden zou een publicatie als deze waarschijnlijk voornamelijk in academische kringen opgemerkt worden. Het thema leeft dus wel degelijk als zo’n behoorlijk droog ogende titel plots in de non-fictie top 10 staat in de boekhandel, nog voor de tuingidsen en de kookboeken.
De eerste notities voor zijn boek maakte Mattias Desmet niet naar aanleiding van de coronacrisis, maar al jaren eerder, toen hij merkte dat de greep van de overheid op het privé-leven hand over hand toenam en er telkens een correlatie was met een object van angst. Angst voor terrorisme werd gevolgd door angst voor klimaatrampen en die maakte dan weer plaats voor de angst voor het virus. Elke keer werd een sterke vermeende dreiging aangegrepen om toenemende controle en regulering te rechtvaardigen.
Maar misschien eerst even wat begrippen afbakenen. Totalitarisme en dictatuur worden wel eens door elkaar gebruikt, maar zijn in wezen verschillend. Dictaturen steunen grofweg op het inboezemen van angst voor fysieke agressie, waardoor dictatoriale leiders hun macht in stand kunnen houden. Totalitarisme berust op andere principes en is gelieerd aan massavorming, zoals eind 19e eeuw beschreven door Gustave Le Bon. Mattias Desmet put ook veelvuldig uit het werk van Hannah Arendt, die na de Tweede Wereldoorlog het totalitarisme diepgaand bestudeerde vanuit filosofische hoek en voorspelde dat het totalitarisme van de toekomst er niet één van charismatische leiders zou zijn, maar van bureaucraten en technocraten. De grondstroom van het totalitarisme wordt gevormd door de overtuiging dat men vanuit een wetenschappelijke theorie een ideale mens en maatschappij kan voortbrengen. Elk totalitair regime schermde met theorieën en praktijken die als wetenschappelijk werden voorgesteld. Bij het nazisme het sociaal darwinisme, rassentheorieën en eugenetica. Onder het stalinisme het ideaal van de proletarische maatschappij. Eén van de theorieën die nu opgang maakt, is die van het transhumanisme, dat de door de natuur aan het menselijke bestaan opgelegde grenzen wil doorbreken en de mens via technologische weg wil upgraden of laten integreren met technologie.
Terug naar het idee van massavorming nu. Typische omstandigheden die een voedingsbodem vormen voor massavorming zijn: wijdverbreide gevoelens van sociaal isolement, gebrek aan zinverlening, een hoge mate van angst die niet gericht is op concrete objecten en veel ongebonden frustratie en agressie. Dat we hiervan tekenen zien in onze huidige samenleving kan moeilijk worden ontkend. Het aantal gevallen van burn-out, depressie en zelfmoord piekt, velen ontlenen weinig zingevoel aan hun werk (denk maar aan het fenomeen van de bullshit jobs), op sociale media wordt grenzeloos tekeer gegaan. Waar ligt dit aan? Mattias Desmet wijt het aan het ontbreken van een Groot Verhaal. De Verlichting bevrijdde de mens in de 18e eeuw van de dwang van de religie en zette aan tot kritisch denken en zelfbeschikking. Zo kwamen we in een positief Groot Verhaal van toenemende kennis en vooruitgang terecht. Maar intussen zitten we in de afbrokkeling daarvan, of is het verhaal zo ver doorgeslagen dat we ons in een door technologie geobsedeerde wereld bevinden waarin de inherente menselijke subjectiviteit aan de kant geschoven is ten voordele van een rationeel-mechanistische ideologie. Elke technologische verworvenheid verleidt ons weer met nieuwe vormen van gebruiksgemak. De keerzijde is dat ons telkens ook iets van onze menselijke ervaring wordt ontnomen en dat de band met onze lichamelijkheid, onze fysieke omgeving en de natuur elke keer een stukje verder wordt doorgeknipt. Op de duur leidt dat tot vervreemding en verlorenheid.
Wanneer in omstandigheden als deze door leiders met een zekere autoriteit een object van angst wordt aangeduid en een strategie aangereikt hoe ermee om te gaan, kan massavorming getriggerd worden. Mensen smachten naar sturing en leiders bieden die door een strak regelsysteem met een morele component. Er ontstaat een narratief, een ideologisch gekleurd verhaal dat een overheersende rol gaat spelen in de samenleving en waarin zowel leiders als massa sterk opgaan. De samenleving die in de greep raakt van massavorming heeft een aantal typerende kenmerken: een groot verlangen naar controle, intolerantie ten opzichte van dissidente stemmen, verklikkermentaliteit, vatbaarheid voor pseudo-wetenschappelijke indoctrinatie en propaganda en verzwakking van kritische afstand en ethisch besef.
Herkenbaar? Het virus als angstobject, aangereikte oplossingen – lockdowns, anderhalve meter en mondmaskers, en later vaccins en coronapas – , het ridiculiseren en labelen als coronascepticus, complotdenker of antivaxer van iedereen die het aandurfde om tegen het narratief van het levensgevaarlijke virus en de legitimiteit van de maatregelen in te gaan. En wie te veel auto’s op de oprit had staan, kon rekenen op een bezoekje van de politie, na een telefoontje van iemand uit de buurt.
Maar wat met die pseudo-wetenschappelijke indoctrinatie? Maakte de overheid zich daaraan schuldig? Waren het niet net de wetenschappers – virologen, epidemiologen, vaccinologen – naar wie plots zo aandachtig werd geluisterd? En was het niet al wie zich kritisch opstelde ten opzichte van het dominante verhaal die ervan werd beschuldigd onwetenschappelijk te zijn? Hier moeten we even een zijsprong maken naar de wetenschappelijke wereld en de geloofwaardigheid van bevindingen die als wetenschappelijk werden gepresenteerd. Mattias Desmet beschrijft een diepe crisis in de wetenschappen, de zogenaamde replicatiecrisis. Vanaf ongeveer 2005, met een culminatiepunt in 2010, werd vastgesteld dat heel veel, soms baanbrekende, onderzoeken niet reproduceerbaar waren, iets wat net de basis vormt voor solide wetenschappelijke bevindingen en het zogenaamde peer review-systeem. Er kwamen een aantal gevallen van flagrante wetenschapsfraude aan het licht en bovendien werd vastgesteld dat een onrustwekkend groot deel van het wetenschappelijk onderzoek tot foute conclusies kwam of dat er veelvuldig geblunderd werd bij de verwerking van cijfermateriaal. Er werden oplossingsstrategieën ontwikkeld, voorlopig zonder veel succes. Tegen de achtergrond hiervan klinken claims van wetenschappelijkheid meteen al een stuk minder absoluut. Volgens Desmet zijn een aantal uitgangspunten van de moderne wetenschap sinds de Verlichting meer en meer in de verdrukking geraakt. Hij maakt een onderscheid tussen wetenschap en ideologie. Wetenschap kenmerkt zich door openheid van geest, opschorting van oordeel, twijfel als deugd, een diversiteit aan circulerende ideeën en hypothesen en de aanpassing van theorieën aan een geobserveerde werkelijkheid. Zulke wetenschap stuit uiteindelijk op een kern die zich aan logica onttrekt. De auteur verwijst hier naar de grote fysici van het begin van de 20e eeuw – Einstein, Heisenberg, Bohr, Planck – die alle tot de bevinding kwamen dat de werkelijkheid zich bij de meest verregaande analyse niet op een mechanistisch-rationele manier laat verklaren. Daar tegenover staat ideologie, die pretendeert wetenschappelijk te zijn, maar in feite blijk geeft van een gesloten geest, dwingend discours, het veroordelen van dissidente stemmen, het verbod om te twijfelen en het aanpassen van de werkelijkheid aan de theorie. De manier waarop wetenschap wordt gepresenteerd vertoont sinds het begin van de coronacrisis meer en meer de tekenen van ideologie: de ideologie die zegt dat maskers overdracht verhinderen, aanvankelijk stellig beweerde dat vaccins besmetting zouden uitsluiten, dat immuniteit wordt bereikt door vaccins, de vaccins veilig zijn en nodig voor iedereen, ongeacht leeftijd of gezondheidstoestand. Aan dit soort ‘juiste dingen’ word je geacht niet te twijfelen, op straffe van maatschappelijke uitsluiting. Een aura van wetenschappelijkheid wordt gecreëerd door cijfers, waarbij mensen in de greep van massavorming de cijfers gelijkstellen met de werkelijkheid. Terwijl – afhankelijk van de manier waarop wordt gemeten – cijfers sterk kunnen verschillen. Iemand die om een andere reden dan covid in het ziekenhuis wordt opgenomen maar bij opname positief test, wordt die bij het covid-cijfer van de ziekenhuisopnames geteld? Sterft iemand op hoge leeftijd met onderliggende aandoeningen die een covid-besmetting oploopt aan covid of aan een andere aandoening? Wordt bij de stijging van het aantal besmettingen vermeld dat er ook een stuk meer werd getest, of niet? Dat soort dingen. Opvallend was ook dat de covid-cijfers dag na dag in het nieuws zaten, terwijl andere zaken niet werden becijferd: het aantal faillissementen onder invloed van de lockdowns, de stijging van huiselijk geweld en armoede, toename van psychisch lijden en zelfmoord, sterfte onder invloed van vereenzaming bij ouderen in WZC’s. In een technocratisch georiënteerde samenleving blijft wat niet in cijfers wordt voorgesteld, buiten beeld, het heeft geen relevantie. Terwijl er een sterke morele focus kwam te liggen op ‘goed gedrag’, bleef zorg voor psychisch en sociaal welzijn in al z’n facetten onder de ethische radar. Ook op andere vlakken leek er een verzwakking van ethisch besef: een aanzienlijk deel van de bevolking werd door politici geculpabiliseerd en letterlijk gebrandmerkt als ‘egoïsten’, segregatie op basis van vaccinatiestatus werd rechtvaardig bevonden en toenemende vrijheidsbeperkingen in het vooruitzicht stellen werd gebruikt als tactiek om mensen tot gewenst gedrag te drijven.
Kunnen we spreken van een complot? Volgens Mattias Desmet niet. Complotten vereisen vooropgezette plannen die geheim worden gehouden en dan systematisch doorgevoerd, in combinatie met kwaad opzet. Dit lijkt niet het geval met betrekking tot covid of tot dingen als de zogenaamde Great Reset. Met een beetje spitwerk kan je online heel veel informatie vergaren, ook al berichten de mainstream media er weinig over. Er werd door politici tijdens de coronacrisis veelvuldig gestunteld, op eerdere beslissingen teruggekomen of van strategie veranderd, zodat er van vooropgezette plannen ook al niet veel sprake lijkt. Het lijkt vooral zo te zijn dat leiders, net als heel wat burgers, gevangen zitten. Enerzijds in angstdenken: wat als we verantwoordelijk worden gehouden, wat als we in strengheid onderdoen voor buurlanden, we kunnen nu geen tegenstrijdige meningen toelaten want dat brengt mensen in onzekerheid. Anderzijds is een groot deel van de samenleving in de greep van de mechanistische wetenschappelijke ideologie : de overtuiging dat de oplossing voor dit soort gezondheidsvraagstukken voornamelijk ligt in meer monitoring, controle over het menselijke lichaam, doorgedreven technologische innovatie, het opgeven van privacy en vrijheid voor een belang dat hoger wordt ingeschat.
Hoe raken we uit de totalitaire tendenzen weg? Niet door tegengeweld. Ook niet door zwijgen en de andere kant opkijken. Wel door geweldloos verzet en door ‘waarheidsspreken’, een term die de auteur ontleent aan het werk van Michel Foucault. Het deel van de bevolking dat niet in massavorming is meegesleurd moet authentiek, met respect voor wie er een andere mening op nahoudt, ingaan tegen het dominante discours en er telkens opnieuw de eigen inzichten en argumenten tegenover stellen.
Uiteindelijk komt het erop neer om de greep van de heersende mechanistische visie losser te maken. De visie waarbij materie heerst over geest, waarbij de menselijke geest wordt gezien als een uitvloeisel van chemische processen in de hersenen. Wanneer we daarin slagen worden opnieuw de vragen relevant die ondergesneeuwd zijn geraakt in het verhitte covid-discours: hoe verhouden we ons tot anderen? Tot ons lichaam, tot genot, tot de natuur, tot ziekte en dood? Op dit soort vragen kan de wetenschap nooit definitieve antwoorden bieden, maar alleen al het formuleren van antwoorden, het zoeken en tasten en respectvol luisteren naar elkaar, ook bij groot verschil in visie , vormt een buffer tegen gevoelens van zinloosheid en tegen polarisering.
Met ‘De psychologie van totalitarisme’ heeft Mattias Desmet alvast een mooi staaltje ‘waarheidsspreken’ neergezet. Niet in de zin van dé waarheid, wel als zijn visie op een aan de gang zijnde evolutie. Hij is één van de kritische stemmen die gemakshalve van een denigrerend label worden voorzien en weggezet. Mijn tip: lees wat hij te vertellen heeft en oordeel dan. Of luister naar zijn bevlogen en integere manier van vertellen (zie links hieronder). Gelukkig zijn er kanalen die daar een forum voor bieden. Nog een tip: informeer je. Kijk verder dan wat het tv-journaal of je krant doorgaans in de aanbieding heeft. Doe wat opzoekingswerk naar de digitale identiteit die op Europees vlak in de maak is. Vraag je af of het ok voor je voelt om in de toekomst misschien voor allerlei dingen een code op je telefoon te moeten presenteren of een groen vinkje te krijgen als beloning voor ‘het juiste gedrag’. Met complotdenken heeft dat heel weinig te maken. Wel met gezonde alertheid.
De Nieuwe Wereld (verschillende video’s)