Crisispeil

Persoonlijke crisissen vormen dikwijls een krachtige drijfveer voor verandering. Een crisis kan iemand ertoe aanzetten om abrupt het gebruikelijke leven om te gooien. Heel wat mensen besluiten in een crisismoment het hoogstnodige in te pakken en te vertrekken. Niet alleen als een vorm van vlucht uit een omgeving of situatie die plots ondraaglijk is geworden, maar ook vanuit een gevoel van vervreemding, een desoriënterende gewaarwording niet meer in verbinding te staan met de eigen persoon zoals dat voorheen het geval was. Misschien komt er een gebrokenheid aan het licht die er eerder, voor de crisis, ook al was, zonder dat ze bewust werd ervaren. In zulke situaties lijkt opbreken en heel basic en aards de ene voet voor de andere zetten een logische keuze. Als je een beetje zoekt, kan je stapels boeken vinden over langdurige staptochten met als achtergrond verlies, een onbevredigend leven, een spirituele zoektocht, omgaan met ziekte, depressie of burn-out. Het stappen heeft een dwingende aanleiding en een specifieke functie: het is de bedoeling dat het verlichting brengt in een als onhoudbaar aangevoelde situatie en dat doet het ook meestal. Groei en transformatie vallen steevast aan de stapper ten deel.

Ik denk spontaan aan ‘Wild’ van Cheryl Strayed. In haar eentje legde zij de indrukwekkende Pacific Crest Trail in het westen van de VS af, nadat haar moeder op veel te jonge leeftijd aan kanker stierf. Of ‘Het zoutpad’ van Raynor Winn. Winn verloor haar huis en bezittingen en dreigde dakloos te worden. Toen bij haar partner ook nog een ernstige ziekte werd vastgesteld zagen ze samen geen andere optie dan stappen, ook al raadden zijn behandelende artsen dat af. Ze gingen op weg en liepen het Engelse South West Coast Path. En nog eentje: in ‘De herontdekking van het lichaam’ beschrijft Bregje Hofstede hoe ze door burn-out wordt lamgelegd. Letterlijk: op een dag zit ze op een bank in het park en kan ze niet meer bewegen. Tijdens haar herstel is wandelen één van de manieren waarop ze het contact met haar lichaam hervindt.

Dit soort verhalen heeft een fascinerende inwerking. Ze inspireren, prikkelen, doen dromen. We houden ervan om ze te lezen omdat ze vaak over heroïsche moed in barre omstandigheden gaan en omdat ze de in onszelf opgebouwde druk verlichten. Wij hebben ook ergens een diepe wens zitten waar we ons niet helemaal bewust van zijn. Om iets te verwerken of te helen, een andere vorm van leven te ervaren – meer authentiek, meer bevredigend, meer spiritueel … Als we die verhalen lezen, kunnen we onszelf sussen. Ja hoor, wij zijn ook met deze dingen aan de slag. In werkelijkheid klopt dat niet. De ervaring en het verhaal van een ander kunnen nooit die van onszelf vervangen. Ze zijn als het lezen van reisgidsen over een land waar je nooit bent geweest. Je kan een idee krijgen van hoe het daar is, maar de geuren en smaken, de uitzichten en gewoonten zal je ter plekke moeten gaan proeven. Net zo kan je je onmogelijk laven aan andermans ervaringen en in de waan blijven dat je ‘er voor jezelf mee bezig bent’. Al lees je honderd zulke boeken, je moet eens op het punt komen waarop je besluit dat er geen enkel uitstel meer mogelijk is om je eigen verhaal te creëren.

Zelf voel ik mij niet door een uitgesproken crisis uit mijn comfortzone geduwd. Er is niets ernstigs of disruptiefs gebeurd in mijn leven. Ik heb ook geen behoefte om mijn omstandigheden – wat wonen, werken, gezin betreft – helemaal te veranderen. We houden doorgaans van verhalen over radicale ommekeer. Ze zijn spectaculair, sensationeel, en ook: ze geven zuurstof aan ons eigen leven, dat soms klein, saai of routineus aanvoelt. We kunnen in de zeepbel bijven dat ook wij plots op weg zouden kunnen gaan zonder omkijken. Daarmee compenseren we voor ons eigen gebrek aan durf.

Gelukkig hoeven we niet te wachten op het moment dat de crisis ons overvalt. Eigenlijk is hij er al, zij het wat minder acuut dan een plots verlies, een relatiebreuk of burn-out. We hoeven maar even van een afstandje naar onszelf te kijken: bijna allemaal werken we te hard, staan we bloot aan hoge druk en verwachtingen, vinden we het evident om taken en rollen te combineren in een chronisch te hoog tempo. De wereld daarbuiten zit ook nog eens vol verontrustende dingen die op ons inwerken: milieuvervuiling, klimaatopwarming, pandemie, ongelijkheid, onzekerheid op vele vlakken. Het is niet overdreven te stellen dat we ons allemaal in een situatie van latente crisis bevinden. De dingen waar we dag na dag mee moeten goochelen eisen onevenredig veel van onze psyche en deze leunt weer heel sterk op ons lichaam. We verkeren bijna allemaal in de gevarenzone en hoeven dus niet te wachten op een dramatisch kantelpunt in ons leven. Ons bewust worden van de latente, potentiële crisis waaraan we zijn blootgesteld is genoeg.

Misschien kunnen we toch een moment stilstaan in de stroom en ons een paar vragen stellen: wat is mijn verhaal? Wat betekent crisis voor mij? Wat zoek ik? Wat houdt mij tegen?

Toen ik een tijd geleden die vragen aan mezelf stelde, kwam ik erop uit dat mijn crisis er één van onderbenutting van mijn lichaam en verdoving door technologie is. Zelfs al verplaats ik me zelden met de auto en valt het met mijn schermuren op een dag nog redelijk mee, toch voel ik die crisis. Ik besloot er midden in de alledaagsheid mee aan de slag te gaan. Daar waar ik ben, zonder rugzak te pakken of grootse route uit te stippelen. Het eerste wat ik deed, was zo vaak mogelijk de natuurlijke snelheid – of traagheid als je wil – van mijn lichaam respecteren. Met andere woorden: me te voet verplaatsen. Je krijgt een ander perspectief en een andere invoeling wanneer je je heel regelmatig aan vijf kilometer per uur verplaatst, en dat niet alleen doet onder de vorm van recreatief wandelen, maar ook puur functioneel: naar de supermarkt stappen, naar het station, naar het postkantoor. Ook ten opzichte van fietsen is het helemaal anders. En niet altijd leuk. Geduld is een functie die mijn lichaam grondig verleerd is of misschien nooit echt heeft geleerd.

Verder ging ik mijn tuin in – de tuin waar ik eerder soms wekenlang geen voet zette – en begon ik daar dingen te doen. Als je nooit een actieve tuinier bent geweest, is een tuin het ene moment een lyrisch oord waarin allerlei prachtige dingen gebeuren en het volgende moment een schrikbarende plek waar je diep geconfronteerd wordt met je eigen onwetendheid en onvermogen.

Het stapbesluit en het tuinbesluit nemen was dus geen éénmalige kwestie. Ik moet ze permanent ‘refreshen’, om er maar even een lelijke technologische metafoor tegenaan te gooien. Maar gezond is het wel. En goed voor het crisispeil.

Techlijf

Het is een ziekte en ik heb er last van. Jij misschien ook. Ik noem het ‘techlijf’.

Ik sta op en behalve mijn telefoon zet ik ook mijn laptop aan. Het is vreemd met die laptop: staat hij af, dan lijkt er iets niet te kloppen. Alsof ik in het luchtledige leef, alsof op onnatuurlijke wijze de wereld afstaat, alsof het in één of ander moeilijk te localiseren orgaan bijna fysiek pijn doet. Niet alleen moet die laptop aan, ik moet er ook met regelmaat heen, heb altijd wel iets op te zoeken, te lezen, te bekijken, te checken, en verder ben ik ook een schrijver en moet er natuurlijk op gezette tijden worden geschreven. Af en toe wel met de hand, maar meestal toch op een keyboard. Altijd een goed excuus om mij bij het scherm te nestelen als bij een geliefde op schoot. Aan de rand van mijn bewustzijn weet ik dit al jaren. Wanneer het weten zich in een iets centraler positie probeert te wrikken en als het ware ‘hé, hallo, jij daar!’ gaat staan roepen of met een spandoek ‘TECHLIJF-ALERT’ begint te zwaaien, duw ik het resoluut weer naar de rand. Ik wil het eigenlijk niet weten. Of: ik wil-de het niet weten. Het feit dat ik er nu over schrijf, betekent dat ik bereid ben om mezelf in de scherm-hongerige ogen te kijken.

Nochtans, als het om technologie gaat, ben ik nooit een ‘early adopter’ geweest. Ik had pas e-mail toen de andere ouders in de school van mijn in die tijd nog jonge kinderen het beu werden om mij alle mogelijke informatie live door te vertellen, mij op te bellen of briefjes in schooltassen te stoppen. Ik had mijn eerste gsm (het baksteenmodel) toen iedereen al aan het openklap-exemplaar toe was en op dit eigenste moment heb ik nog steeds geen smart phone die naam waardig. Mijn telefoon kan een tamelijk ondermaatse foto maken en als ik zo goed ben om mijn mobiele gegevens aan te zetten en je enig geduld hebt, kan ik je via messenger, zowat de enige app op mijn toestel, die foto doorsturen. Ik heb dus in elk geval geen last van telefoonverslaving, eenvoudigweg omdat mijn telefoon nauwelijks interessanter is dan een zak aardappelen of een krant van twee maanden geleden.

En dus toch dat techlijf. Ik zal er wel gewoon gevoelig voor zijn. Voel mij onprettig bij de trend naar alsmaar meer technologie. Betreur de volslagen evidentie van het voortdurende gebruik ervan, die mij af en toe een fossiel doet lijken. Ik had het onlangs nog in de trein: ik was met een verstrooid hoofd ingestapt, gladweg vergeten om een ticket te kopen omdat ik meestal met een abonnement reis, maar mij voor één keer niet op mijn abonnementstraject bevond. Toen de treinbegeleider langskwam en ik mijn vergetelheid toegaf, merkte hij vriendelijk op dat ik ook via de app een ticket kon kopen. Oh ja, dat had gekund, onder twee voorwaarden: dat ik daarvoor de geschikte telefoon had gehad, én dat er ook maar één haar op mijn hoofd aan het bestaan van die app had gedacht.

Om terug te komen op het techlijf-bewustzijn: er zijn enkele factoren die het hebben bespoedigd. Om te beginnen: de wereld. Ik merk dat mijn verzadigingspunt wat informatietoevoer betreft overschreden is: na twee jaar corona, aangevuld met toenemend klimaat-alarmisme, PFOS-horror, crisissfeer op allerlei vlakken en oorlog voel ik dat er eigenlijk niks meer bij kan. Mijn hoofd en beleving zijn vol en alles wat er nu nog bij komt, stroomt over de rand en weg. Het is een kwestie van puur lijfsbehoud om de feeds, de nieuws-sites, de online kranten en de ontelbare opinies, reacties en discussies grotendeels te negeren.

Verder: word ik me bewuster van de schadelijke overdaad door veel vaker schermloze dingen te doen. Op de eerste plaats: planten laten groeien. Ik ben niet iemand die zelfs een graslelie, een cactus of een sanseveria dood krijgt, maar meer dan mijn kamerplanten in leven houden deed ik ook niet. En ik eet al jaren met smaak een courgette of tomaat uit mijn tuin en vind het heerlijk als er veel bloemen in staan, maar het moest vooral zo weinig mogelijk moeite kosten en als mijn lief zich ermee wilde bezighouden, was dat mooi meegenomen en had ik de lusten zonder de lasten. Dit jaar ben ik het wél gaan doen: voorzaaien, verpotten, uitplanten, moestuinbedden onderhouden, meer bloemen in de voortuin, verwilderde stukjes tuin in cultuur brengen. Ik blijf voorlopig een heel bescheiden tuinier, niet gehinderd door al te veel kennis, maar ik voel wel de effecten. Mijn lichaam wil van het scherm weg, mijn handen willen de grond in, mijn ogen willen de zachte blobjes, de kartelrandjes en de onooglijke sprietjes van de zaailingen, het plotse groeien van fors bladgroen, mijn oren willen het zoemen en kwetteren, en desnoods de grasmaaier van de buren. Plots moét ik buiten zijn. En ook: elke dag mijn orchidee bij het raam checken die na maanden geduldige verzorging, een nieuwe scheut en een heleboel wekenlang opbollende bloemknoppen eindelijk de eerste nieuwe bloemen opende. Noem het maar groeitherapie. Het is zoals met iemand die stopt met roken en gaat sporten: pas wanneer je gezondere gewoonten aanneemt, kan je voelen wat je al die tijd gemist hebt.

Nog een aanleiding voor meer techlijf-bewustzijn: de technologische ontwikkelingen van de afgelopen tijd die zich allemaal heel dicht op of zelfs in ons lichaam afspelen. Ik zie het met lede ogen aan, hoe technologie alsmaar meer, schijnbaar zonder dat er zelfs maar een alternatief wordt overwogen, als dé oplossing wordt aangereikt. Het virus? Technologie – onder de vorm van een experimenteel vaccin – zal ons redden. Andere opties – van gezonde leefgewoonten tot natuurlijke immuniteit – blijven buiten beeld of worden als inferieur weggewuifd. Bescherming en veiligheid konden blijkbaar alleen maar worden gegarandeerd via technologie: behalve door het vaccin ook via de QR-code op onze telefoon. De claim werd volgehouden, ook al werd snel duidelijk dat je perfect een groen vinkje kon hebben én tegelijk besmet zijn.

En de technologisering gaat verder. We mogen ons verwachten aan een Europese digitale identiteit. Onschuldig? Handig? Het kan zo ver komen dat we niet anders kunnen dan onze telefoon permanent bij ons dragen, dat we voor allerlei dingen groene vinkjes moeten kunnen voorleggen om toegang te krijgen tot plekken en gebeurtenissen die we tot nu toe ongehinderd en zonder enige controle konden bezoeken of bijwonen. De toekomstmogelijkheden voor sturing van ons gedrag via technologie zijn eindeloos. Sta je op het punt om een uitgave te doen die manifest onduurzaam is en niet strookt met één of andere groene deal? Op termijn kan je bank de transactie weigeren. We bevinden ons op een continuüm: de veranderingen zijn geleidelijk en van stapje F naar stapje G is de afname van onze vrijheid en privacy en de toename van controle en sturing niet zo voelbaar, maar als je het vanaf punt A bekijkt, schrik je je rot. De beslissingen worden bovendien veelal op Europees niveau genomen, en laat de Europese Commissie nu toevallig een orgaan zijn dat niet democratisch verkozen is en ook nog eens ontsnapt aan zowat elke vorm van democratische controle.

Waar ik jarenlang bij mezelf alertheid heb gevoeld, voel ik nu dat er een grens bereikt is. Waar ik tot nu toe met kritische zin de technologisering aanzag, wil ik nu eerder actief in de tegenbeweging. Ik raak er meer en meer van overtuigd dat veel hedendaagse problemen – van de klimaatcrisis tot de alomtegenwoordigheid van burn-out en depressie – in relatie staan tot het feit dat we zo technologie-doordrenkt, en daardoor lichaamsvervreemd zijn. Meer en meer lijkt het alsof het menselijk lichaam onvolledig is als het niet permanent door technologie wordt vergezeld. De meesten van ons hoeven onze lichamen nauwelijks nog actief en intensief te gebruiken: niet om ons te verplaatsen, niet om te werken, niet om overlevingshandelingen te verrichten als voedsel verzamelen of ons te kleden. Het enige lichaamsdeel dat buitenproportioneel werkt, is ons hoofd. Voor de rest zijn we gereduceerd tot knoppendrukkers. Om te ontspannen brengen we onze lichamen in artificiële beweging aan een hoog tempo, met specifieke doelstellingen: kilometers malen, calorieën verbranden. Ik wil niet beweren dat daar op zich iets mis mee is, maar het is wel allemaal erg instrumenteel. Ons lichaam is ofwel onderbenut ofwel een altijd voor verbetering vatbaar zijnde machine. Ik vrees dat het ons murw maakt en afstompt, en dat we des te vatbaarder worden om de telkens weer nieuwe technologische ‘verbeteringen’, die ons in werkelijkheid vooral makkelijker manipuleerbaar en traceerbaar maken, als zoete koek te slikken.

Om het even met een toepasselijke metafoor te stellen: mijn knop is om. Ik stap uit mijn techlijf, ik breek uit de schermhypnose, ik laat mijn niet-virtuele zintuigen de wereld indrinken.

Meer lezen over privacy?

Maurits Martijn en Dimitri Tokmetzis, journalisten bij het Nederlandse online nieuwsplatform De Correspondent, schreven er een uitstekend boek over: ‘Je hebt wél iets te verbergen’.

Meer lezen over digitale onthouding?

In ‘Kleine filosofie van de digitale onthouding’ gaat filosoof Hans Schnitzler in gesprek met enkele van zijn studenten die een digitale detox deden. Een dun boekje dat concrete ervaringen combineert met filosofische bespiegelingen.