
Vraag iemand ‘Wat voor werk doe je?’ en je krijgt spontaan een jobomschrijving. Iets wat de ondervraagde doet in een kantoor, bedrijf, winkel of andersoortige werkplek. Werk is dat wat je doet als werknemer voor een werkgever. Werk is waar je voor betaald krijgt.
Stel je voor dat je een ander antwoord kreeg. Dat iemand zou zeggen:
‘Ik werk in m’n tuin.’
Of: ‘Ik zorg voor m’n bejaarde vader.’
‘Ik renoveer m’n huis.’
‘Ik help vluchtelingen.’
‘Ik fotografeer.’
‘Ik leer weven.’
‘Ik studeer Chinees.’
Waarschijnlijk zou de reactie zijn:
‘Oh ja, maar daar word je dan niet voor betaald, toch?’
Of: ‘Oh ja, je bent mantelzorger. Je bent vrijwilliger. Je bent huisvrouw. Je bent student. Dat is dan een hobby, eigenlijk, dat fotograferen?’
Geld is de basis. De spil, de kern. Zonder kunnen we niet overleven. En dus moeten we werken. En dus is werk waar voor betaald wordt het enige wat we echt ‘werk’ noemen. Werk zonder dat ongemakkelijke ‘oh ja, maar’ er achteraan.
Ook wie geen betaald werk uitvoert, is geneigd om die ‘maar’ te gebruiken. ‘Het is maar vrijwilligerswerk’. ‘Maar ik word er voorlopig niet voor betaald, dus ja …’.
Als je er zelf voor kiest om betaald werk op te geven en er niet meteen ander hebt, kom je in een soort limbo terecht. Mensen kunnen je niet peilen. Je valt in de oncomfortabele categorie van mensen die ‘niks doen’. De vragen zijn licht penibel:
‘Ben je al aan het uitkijken naar iets anders?’
‘Heb je al vooruitzicht op …?’
‘Nee, ik heb niks anders, nee, ik kijk niet uit, het kan nu wel even.’
‘Oh ja.’
Is er afgunst aan de andere kant te bespeuren? Of misschien wat stilzwijgende veroordeling? (‘Luilak!’).
Ik zit in de ‘luilak’-positie. En ben hard aan het werk.
Ik wil zo veel mogelijk voedsel zelf kweken in mijn moestuin.
Ik schrijf een boek en maak een gedichtenbundel klaar voor publicatie.
Ik maak interviews van mensen die buiten ‘het systeem’ proberen te leven.
Ik ben actief in een vzw.
Ik studeer en lees, dat heb ik nodig voor het schrijven.
Ik heb volwassen kinderen en bejaarde ouders aan wie ik tijd en zorg besteed.
Ik ken nog andere mensen die keihard werken en niet op de werkvloer staan. Een vriendin rouwt om een geliefde die – ‘veel te jong’, zoals dat heet – stierf. Het is knokken om overeind te blijven, alleen al maar de dagelijkse dingen rond krijgen vergt een voortdurende discipline. Ook de nachten zijn vaak moeilijk. ‘Ik werk 24u op 24’, zegt ze. Rouw-werk krijgt geen erkenning. Je wordt geacht het in stilte te verrichten, er niet te veel over te praten. Dat maakt het nog zwaarder.
Mensen met psychische problemen of burn-out werken aan zichzelf. Misschien willen ze liever in bed blijven liggen, maar toch staan ze elke dag op. Met muizenstapjes verzetten ze bergen in therapie, in begeleidingstrajecten. Ze vallen niet op, hun inspanningen zijn onzichtbaar, ze zijn vaak ook niet zo geneigd om daar veel over te vertellen, want het is gevoelig, taboe. De ander wil er misschien niet echt over horen, of wordt ongemakkelijk bij het onderwerp.
Er is zo veel werk dat we geen ‘werk’ noemen omdat er geen geld mee gemoeid is. Het moet gedaan worden, anders draait alles vierkant. Toch hebben we er geen ogen of oren naar en geen hart voor. We vinden het vooral normaal en evident.
Sommige mensen ervaren geld krijgen voor hun werk als een noodzakelijk kwaad. Een vriendin kweekt ecologische bloemen en zegt: ‘Als er zoiets als een basisinkomen bestond, kon ik ze gratis weggeven. Dat zou mooi zijn.’
Er zijn ook mensen die zeggen: ‘Ik zou niet weten wat ik met m’n tijd moest als ik m’n job niet had’. Een vriendin die met pensioen is, vertelt dat werkende mensen zich wel ‘ns afvragen ‘hoe zij haar dagen gevuld krijgt’.
Betaald werk is de norm, het kenmerk van de fatsoenlijke mens, het onderscheidingsteken waardoor je je plek in de maatschappij letterlijk verdient.
We hebben verhalen nodig. Veel verhalen over mensen die hard werken zonder dat er geld tegenover staat. Die verhalen hebben we niet. Omdat het niet interessant klinkt. Omdat zulke situaties altijd iets van tijdelijkheid hebben. ‘Wanneer ga je weer wel geld verdienen?’ Omdat niet voor geld werken volkomen onrealistisch lijkt. ‘Hoe overleef je dan?’. ‘Je moet toch aan je pensioen denken?’.
Er wordt vaak gezegd dat mensen een job nodig hebben voor hun zelfwaardegevoel. Ik denk dat dat alleen klopt omdat onze samenleving zo buitensporig veel waarde toekent aan betaald werk en niet omdat het iets inherent menselijks zou zijn.
Het vergt ontzettend veel moed om bewust geen betaald werk te hebben. Er is creativiteit en vertrouwen voor nodig. Geloof in jezelf ook. Waarschijnlijk zou het voor iedereen goed zijn om het een tijdje te ervaren. Alleen al maar om te zien wat het met je doet. Hoe je omgaat met de tijd, hoe je hem vult. Op welke manier je zelfwaardegevoel verwerft. Hoe je je verhoudt tot alles wat ‘moet’ en ‘hoort’. Geen job hebben, het is hard werk.