iets voor twaalven en het huis
moet nog wat rechtgetrokken in de hoeken
voor zij onder zeil gaat bovenin
ze weet dat breedbeeld noch almacht binnen bereik liggen
dat hoogstens haar hand
gladstrijkt omspoelt wegbergt tot
de volgende explosie van huiselijkheid in een nieuwe dag
ze kent de permanentie van haar lichaam
dat niets heeft van een breed schip of een kerk
om bij onweer in te schuilen
meer lijkt op de perenboom met volle takken
die niet wegwandelt nooit het tuinhek voor altijd achter zich dichtslaat
rotte vruchten zonder aarzeling laat vallen
en ook wel eens een tak verliest
ze doet dit al sinds kinderheugenis
de kweek is klaar al haperen de vleugels nog
maar nooit is het af nooit uit nooit helemaal volbracht
het weze zo
ze gaat naar boven
neemt het wasgoed mee
zet de wekker