Maandagmorgen. Op tijd opstaan om Siena te verlaten en de trein van 8u18 naar Firenze te nemen. Als alles goed gaat, zie ik daar dochter A., die overkomt en mij een week zal vergezellen voor het academiejaar voor haar weer begint. Rond 9 stuurt ze me een sms: ze is na een vroege vlucht al aangekomen in het centrum en zal mij opwachten in het station. We vinden elkaar zonder veel moeite en vergelijken de grootte van onze rugzakken. De mijne is net iets monsterlijk groter. We gaan meteen naar onze logeerplek, bij de nonnetjes. De meeste tijd bij de voorbereiding van mijn reis heb ik besteed aan het zoeken van logies binnen de categorie ‘budget’, maar die toch ook een redelijke basis van comfort heeft. Daarbij kwam ik toevallig uit op Monastery Stays. Via deze website verhuren Italiaanse kloosters kamers aan reizigers die op zoek zijn naar simpel en betaalbaar overnachten. Het klooster van de Zusters Oblaten ligt onopvallend langs een nogal drukke straat dichtbij het station. De zware houten poort zwaait voor ons open en we worden ontvangen door een Filippijnse zuster in wit habijt. Het is nog te vroeg om in te checken, maar we mogen alvast onze bagage achterlaten. Wanneer we na de middag terugkomen, worden we naar een ruime kamer met veel kasten, twee schrijftafels, airco en een eigen badkamer geleid. De éénpersoonsbedjes en de geblokte tegelvloer hebben iets internaatachtigs, maar alles is brandschoon en de handdoeken zijn zacht. Er is wel een avondklok – om 22u gaan de deuren dicht – en elke keer wanneer we naar binnen willen, moeten we aanbellen aan de poort. Geen probleem voor ons.
Op maandag zijn de meeste musea dicht, dus vervullen we eerst een gastronomische wens: een schiacciata van “All’ Antico Vinaio’ eten. Schiacciata is een platbrood dat typisch is voor Toscane en Umbrië, maar toch net iets anders dan focaccia, wat dan weer eigen is aan Ligurië, de streek rond Genua. ‘Schiacciare’ betekent pletten en verwijst naar het met de vingers aandrukken van het deeg in de bakvorm. Het deeg wordt namelijk niet met de deegrol uitgerold. De schiacciata wordt naar wens belegd en er worden ook zoete versies van gemaakt. Een paar dagen geleden proefde ik er één met druiven. Lekker, behalve dat de druiven niet ontpit waren en ik de crunch van gebakken druivenpitten na een paar happen een beetje té vond. Maar terug naar de hartige schiacciata. Op de mijne zit gedroogde tomaat, aubergine, rucola en stracciatella. Nee, niet het ijs met chocoladestukjes. Sracciatella – waarin je ‘stracciare’, versnipperen hoort – is ook een zachte kaas op basis van buffelmelk die in snippers wordt gesneden. Op de schiacciata van A. zit Italiaanse salami, pecorinocrème, artisjokcrème en pikante aubergine. We zitten aan de rand van de Piazza della Signoria, vlakbij Palazzo Vecchio en de kopie van de David van Michelangelo en kunnen meteen heel het gekrioel van Firenze gadeslaan: groepjes met en zonder gidsen, verkopers van prullaria die hun aandacht proberen te trekken, flarden uitleg over de beelden in de galerij achter onze rug.
We slenteren na onze schiacciata de binnenplaats van het Palazzo Vecchio op en vermits dat wél open is, brengen we ineens maar een bezoekje. Intussen begin ik te weten wat ik kan verwachten bij een palazzo- of museumbezoek in Italië: grof geschut. Matigheid is hier onbekend. Somptueuze zalen, schilderijen in rijen boven elkaar gehangen en daarboven plafonds die tot de laatste centimeter beschilderd zijn. Elke grotere stad in West-Europa met een enigszins toeristisch karakter heeft wel een paleis of kasteel in de aanbieding en vele zien er tamelijk gelijkaardig uit, maar Italiaanse steden hebben er 10 of 20 en ze zitten propvol kunstwerken. De zalen blijven elkaar opvolgen en vaak is er ook een vermenging van genres. Zo kan je plots aan het einde van je bezoek nog een paar zalen met oude meubels of munten of kanten kragen, een fototentoonstelling of recent in de kelder opgegraven schatten toegevoegd krijgen, alsof de beheerders met de handen in het haar zaten waar ze in hemelsnaam moesten blijven met al dat erfgoed.

Intussen zitten A. en ik aan onze derde dag Firenze en hebben we een tsunami doorstaan: na Palazzo Vecchio volgden Palazzo Medici Riccardi, de Duomo, Galleria degli Uffizi en Galleria Palatina / Palazzo Pitti. Vooral het Uffizi walst over je heen met hopen bekende meesterwerken uit de Middeleeuwen en de Renaissance: Botticelli, Lippi, Perugino, Raphael, Titiaan, … Ook het gebouw in U-vorm, met aan de buitenkant lange galerijen die prachtige uitkijkjes bieden over de stad, pakt je helemaal in. Met een dochter aan mijn zijde die erfgoed en conservatie studeert, krijgt museumbezoek een extra informatief laagje. Schaarstoelen, pronkkasten ingelegd met parelmoer en schildpad en lapis lazuli, het zilvergeel in glasramen, de uitgerekte ledematen van het maniërisme, het kostbare blauw van de Madonna-mantels, originele en niet-originele schilderijlijsten, …


Na de vele musea zochten we gisteren in de late middag de Giardino di Boboli op. Aan de andere kant van de Arno gelegen en een stuk heuvelopwaarts klimmen, maar een fijne afwisseling voor het schilderijengeweld. Strakke open delen met veel standbeelden wisselen af met schaduwrijke lanen en een zuiderse tuin met palmen, cactussen, potplanten en vijvertjes met waterlelies. Verder is er een theehuis, een grot en een amfitheater.


Op praktisch vlak is Firenze een uitdaging. De grote musea vergen vooraf online boeken of vroeg opstaan en rond achten bij de ingang postvatten om lange wachttijden in rijen te vermijden. Idem om de Duomo te bezoeken. Het is gratis, maar als je een kwartier voor openingstijd aankomt, staat er al 100 man voor je te wachten. Ik had niet verwacht dat Firenze half september nog zo druk zou zijn. Op sommige momenten heb ik het een beetje gehad met de overdaad aan lederverkopers en aquarellenslijters, de gidsen die je proberen te ronselen voor hun skip-the-line-tours en de consumptiecultuur van de ene minderwaardige pizza- en paninizaak na de andere. Kan je in Firenze mooie dingen zien? Ja, in overvloed, als je door de massa’s heen kan kijken (of misschien in november of februari komt). Kan je er ook lekker eten? Ja! We genoten van échte carbonara, strozzapreti met pittige saus, gnocchi al pesto, een doodeenvoudig bordje gesauteerde spinazie met look en citroen, arancini (gefrituurde rijstballen met vulling), cannoli etc.
Om onze driedaagse af te ronden trokken we vanavond nog naar de prettige wijk rond Piazza Santa Maria Novella. Je vindt er behalve de gelijknamige kerk het Museo Novecento, ondergebracht in een voormalig hospitaal. Voor mij een verademing om een keer 20e- eeuwse kunst te kijken in rustige zalen met niet al te veel werken.

Daarna ging het richting Mercato Centrale. De benedenverdieping is overdag een typische zuiderse markthal, op de bovenverdieping kan je ’s avonds goedkoop en gezellig eten bij de vele food stalls. We aten vegan burgers en trokken dan naar ons klooster. Rugzakken klaarmaken, morgenochtend nog een poging om binnen te raken in Galleria dell’Accademia en dan op de middag de trein naar Rome.
