Het gedoe dat liefde heet (7): 25 jaar/zilver

Op 12 november 1994 ben ik getrouwd. Daar zit dus een verjaardag aan te komen, een grote. Nu zijn hij en ik samen geen feestvarkens die op de tafels gaan dansen of banketten voor 100 man inrichten. We plannen iets kleins, leuks, intiems. Laat ik maar beginnen met een gedicht te schrijven, dacht ik. Hier is het. Als je je afvraagt wat het serviesgoed erbij doet: dat kregen we als huwelijkscadeau van familie en het is er nog, net als wij.

 

in één

de sleutel herkent het slot
en ik je dagelijkse lijf
mijn handen van terugkeer kennen de wijdte van je vleugels
mijn neus van altijd de geur tussen je hemdkraag en je rechteroor

meest geliefde herhaling
kan ik je onderhand noemen
wanneer we weer eens tienduizend stappen zetten
langs het bietenveld de putten in de weg het kapelletje
vier ogen op een bewegende einder
heupen meedeinend met de horizon
zelfs onze woorden lopen naast elkaar
ook wanneer we zwijgen

het daagt ons wat we nu geworden zijn
twee dieren in één vel

 

 

Het gedoe dat liefde heet (6): van eekhoorns, beren en mieren

Ken je de dierenverhalen van Toon Tellegen? In kort bestek en een beetje poëtisch-filosoferend gaan ze over dieren die opvallend veel weg hebben van mensen, met al hun kleine en grote gevoelens en beslommeringen en al hun edele en minder fraaie karaktertrekjes. Het dierenverhaal hieronder is niet van Toon Tellegen. Ik schreef het vijftien jaar geleden in zijn stijl, toen zowel zijn verhalen als het thema belangrijk voor me waren. Vandaag vond ik de tekst terug, een bladzijde in een oud notitieboek met doorhalingen, tussenvoegsels en verbeteringen. Ik kon me niet herinneren dat ik dit ooit schreef en verbaasde me daarover. Het leek een beetje wonderlijk. Toen ik vanavond door mijn straat fietste, stak er opeens een meter of twee voor me een eekhoorn over. En ik woon dan wel landelijk, overstekende eekhoorns zijn hier nu ook weer niet zo frequent. Het was duidelijk: dat lang vergeten en teruggevonden tekstje wil per se de wereld in. Bij deze.

 

Op een avond zat de eekhoorn op de tak bij zijn huis. De lentelucht rook naar jong groen en voelde lauw en zacht aan.
‘Bijna even zacht als de pootjes van de mier’, dacht de eekhoorn plots. Hij sloot zijn ogen om beter aan de mier te kunnen denken. Toen hij zo een tijdje had gezeten klonk er een stem in zijn hoofd:
‘Dag eekhoorn.’
Het was de lieve stem van de beer. Zo waren ze daar allebei in het hoofd van de eekhoorn: de beer en de mier. Het was moeilijk om alleen aan de beer te denken. En even moeilijk was het om alleen aan de mier te denken. Ze waren er allebei tegelijk.
‘Heb ik beer minder graag omdat ik mier zo graag heb?’ dacht eekhoorn.
‘En is mier mij minder lief omdat ik beer zo graag heb?’
Hij wist dat het niet zo was, dat dat iets vanbinnen voor mier en beer niet zo was als beukenotenmoes, die altijd altijd opraakte, hoe zuinig hij er ook op was.
‘Nee, dacht hij, ik geef net meer om beer omdat mier mier is, en ik geef meer om mier omdat beer beer is.’
Eerst dacht hij dat daar iets helemaal mis mee was, maar dat dacht hij niet al te lang. De zon ging langzaam onder en het werd wat killer op de tak, maar de eekhoorn bleef zitten waar hij zat.
‘Kan ik de beer vertellen dat ik laatst met de mier heb gewandeld en we toen bleven staan onder een boom vol vogeltjes?’ vroeg de eekhoorn zich af.
‘En kan ik de mier vertellen over die avond toen ik met de beer een potje honing at en dat wel de lekkerste honing van de hele wereld leek?’
De eekhoorn wist dat hij dat niet kon. Even voelde hij zich vreemd alleen.
‘Betekent dat dan dat ik nooit helemaal samen zal zijn met de beer? En dat ik nooit nooit alles zal delen met de mier?’ vroeg hij zich af.
Dat was een droeve gedachte. Maar toen wist hij dat hij nog nooit met wat voor dier dan ook helemaal samen was geweest en ook nooit nooit alles had gedeeld en het misschien ook nooit zou doen. De eekhoorn voelde zich plots heel moe. Wat had hij veel gedacht vanavond. Hij ging zijn huisje in en rolde zich op in zijn staart.
‘Straks, als het helemaal donker is, komt de beer’, dacht hij.
‘En morgen, morgen zie ik de mier.’
Hij sliep heel licht en zonder dromen die nacht.

Het gedoe dat liefde heet (5): Hoe vaak zeg jij de 4 magische woorden?

Je mag kiezen of die vier magische ‘ik hou van je’ of ‘ik zie je graag’ zijn. In intentie verschillen ze niet veel, het is maar wat je uit je strot krijgt in de liefde. Tijd dus voor genadeloze introspectie: met welke frequentie spreek je ze uit, en tegen wie? Of schrijf je ze makkelijker? Plak je ze met enige achteloosheid achteraan een telefoongesprek? Duim je ze razendsnel en luchtig  – luv ya of ILU of KHVJ – op een schermpje?

Voor mezelf stel ik vast dat ik een algemeen tekort ervaar. Ik zeg ze te weinig en ik hoor ze te weinig. Voor een deel heeft dat met persoonlijke dingen te maken, voor een deel met cultuur. Onze culturele barrières voor de vier magische zijn hoog. ‘Ik hou van je’ zeggen in een context van één-op-één tussen twee volwassenen komt al gauw – als je vriendschap en ouder-kindrelaties even buiten beschouwing laat – neer op ‘ik wil een relatie met jou, kies exclusief voor jou en geen ander, heb mijn hart aan je verpand, meen het bloedernstig met ons, …’. Etcetera. Durf je ze uit te spreken tegen iemand met wie je niet sowieso al een romantische verbintenis hebt, dan vraagt de ander zich vanzelf af ‘is ze verliefd op me, wil ze iets met me?’.

Dat is, als je het mij vraagt, jammer. Want het maakt de vier magische tot een soort toverformule die we – tenzij we een partner hebben die bijzonder gul is met verbale liefdesuitingen of er zelf van overlopen – eerder zeldzaam ervaren. Waardoor we er ook geen vlotheid in verwerven. Ze blijven in onze keel steken en we stuntelen in het aannemen ervan.

Ik wou dat het anders was, voor mezelf en voor de rest van de mensheid. Natuurlijk kan je ook zeggen: ‘Ja maar, het is net omdat ‘ik zie jou graag’ tot de eerder schaarse uitspraken behoort, dat het zo bijzonder kan zijn en blijven. Het vaker en in allerlei relaties en contacten uitspreken zou het devalueren.’ Daar ben ik het niet mee eens.

Eind vorig jaar deed ik een experiment: ik schreef bij wijze van alternatief eindejaarscadeautje brieven aan geliefden en vrienden. In mijn hoofd noemde ik ze liefdesbrieven, maar in de praktijk schreef ik in lang niet allemaal de vier magische woorden letterlijk neer. Soms vroeg ik me af of ik ‘over the top’ was, of ik echt zo ver mijn nek moest uitsteken. Anderzijds wilde ik het blijkbaar wel.

En wil ik het nog steeds. In contacten die helemaal geen klassieke liefdesrelaties zijn, welt het soms ineens op zonder dat ik het uitspreek: eigenlijk hou ik van jou. Voorbeeld één: iemand die mij coacht in iets wat ik graag wil leren werkt eindeloos op mijn zenuwen omdat het zo moeilijk is om concrete afspraken met hem te maken, maar wanneer het dan toch lukt, is wat hij geeft zo gul en mooi en warm dat ik spontaan denk ‘hierom hou ik van je’. Maar dat zeg ik dus niet, bang voor complicaties en misverstanden.

In het station ontmoet ik iemand met wie ik een Hans-en-Grietje-contact heb: de keren dat we elkaar zien liggen meestal tamelijk ver uit elkaar, als kruimels op een pad, maar wanneer we elkaar toch kruisen voelt de verstandhouding voor mij meteen als verwantschap. Voldoende reden om te denken: ‘hé, ik zie jou graag’, maar alweer zal ik eerder doodvallen dan het te zeggen. Ik denk dat mijn woorden te gewichtig zouden zijn, krijg schrikbeelden dat ze mij zullen binden of ik erin verstrikt zal raken.

Maar misschien moet ik nu even stoppen met schrijven en dringend gaan oefenen. Wees gewaarschuwd. Misschien hou ik wel van je en kom je dat binnenkort te weten.

 

 

Het gedoe dat liefde heet (4) : ‘Het monogame drama’

Enkele jaren terug verscheen ‘Het monogame drama’ van filosofe Simone Van Saarloos. De wat provocatieve titel zegt het al: de auteur – 25 op het moment van publicatie en dus nog heel jong – heeft geen hoge pet op van de monogame liefdesrelatie. Terwijl we in een tijd van ongekende individuele vrijheden en zelfbepaling leven, verwacht monogamie van ons net het instemmen met onvrijheid en beknotting van onze individualiteit. Het hebben van een vaste en monogame relatie is de norm – de single wordt vaak als een soort paria beschouwd of als iemand die op zoek is naar een relatie. Ongemerkt komt het relatiebelang boven het individueel belang te staan. Partners verhouden zich meestal tot elkaar in functie van hun relatie en zijn geneigd om de ander als wezenlijk andere uit het oog te verliezen. Ziehier in kort bestek de visie van Van Saarloos.

Daartegenover stelt de auteur vanuit eigen ervaring het leven als single. Je kan haar essay gerust een ode aan het single bestaan noemen en een hulde aan de single als levenskunstenaar. Waarbij met single helemaal niet relatieloos wordt bedoeld. Simone Van Saarloos pleit namelijk voor multi-intimiteit. Die intimiteit kan verschillende vormen aannemen: hechte vriendschappen, geliefde A met wie niet wordt samengeleefd, geliefde B, occasionele al dan niet fysiek intieme contacten. Bij wijze van houvast heeft Simone Van Saarloos – verwijzend naar de schijf van vijf in de voedingsleer – een relationele schijf van vijf opgesteld. Kort samengevat:

  1. Zie verschillende mensen.
  2. Wees niet te overvloedig in je contactbehoeften en accepteer dat je niet alles kan delen.
  3. Zorg ervoor dat contact geen consumeren wordt en vermijd snackachtige seks (met dit laatste wordt pornoseks bedoeld, geen eenmalige contacten).
  4. Wees ontvankelijk voor verschillende soorten smaken en diversiteit in je contacten.
  5. Vrij veilig wat contraceptie betreft maar koester niet de illusie dat risicoloos contact bestaat.

Wat wel duidelijk is: de auteur breekt zeker geen lans voor zelfzuchtig consumeren in de liefde.  Ze haalt er psycho-analyticus Erich Fromm bij die in de jaren ’50 schreef dat velen in de liefde vooral gericht zijn op wat ze kunnen krijgen en op het maken van de juiste match, terwijl we liefde ook kunnen beschouwen als een oefening in geven en het in dat laatste is dat we onze levenskracht vinden en een uitbreiding van onze menselijke vermogens.

Ook hoeft het doorbreken van de monogame relatie volgens Simone Van Saarloos niet het einde van de romantiek te betekenen. Ze roept eerder op voor meer romantiek en voor een veel ruimere opvatting van het begrip. Waarom zouden romantische gebaren alleen maar in die éne exclusieve relatie kunnen? Proberen we op die manier soms om romantiek zo risicoloos mogelijk te maken? Van je zo vertrouwde partner weet je immers wel van tevoren welke romantische move het goed zal doen. Terwijl romantiek ook kan inhouden dat je iets doet waarvan je het effect niet zo goed kan inschatten, bv omdat je gebaar buiten de gebaande paadjes valt of buiten de context van monogamie en langdurigheid.

De verdienste van ‘Het monogame drama’ bestaat erin dat Simone Van Saarloos de moed heeft om de monogame relatie, toch een beetje een heilig huisje, een tik te geven. Dat ze het thema vanuit een persoonlijke hoek als ongebonden single met wisselende contacten durft te benaderen en ze dus ook over zichzelf schrijft, pleit voor haar. Tegelijk is het een zwakte. Een aantal aspecten blijven zo namelijk buiten beschouwing. Als eerste en niet bepaald een detailkwestie: waar blijven de kinderen als we allemaal latrelaties hebben en het samenleven als gezin op de schop gaat? Hoe pak je het aan ten opzichte van je nageslacht als mama en papa ook nog andere intieme partners hebben? Hoe leg je dat uit en vanaf welke leeftijd? Geen woord daarover.

Verder ontbreekt het hier en daar aan nuance. Het single zijn met multi-intimiteit, en ook nieuw-samengestelde gezinnen en holebi-gezinnen, worden op een voetstukje gezet als voorbeelden van creatief en flexibel samenleven, terwijl de monogame relatie nogal wordt weggezet als saaie eenheidsworst. Van Saarloos gaat zo voorbij aan een dubbel gegeven: dat a-typische gezinsvorming voor zowel biologische ouders, plus-ouders als kinderen een zware uitdaging kan vormen en lang niet altijd lukt. En dat ook bij heel veel mannen en vrouwen die ooit voor een monogame relatie kozen een gemis wordt gevoeld dat hen aanzet tot nadenken en voorzichtig samen aftasten en experimenteren met alternatieven.

Ook al ga je wat steigeren van de uitgangspunten van single levenskunstenares Van Saarloos, toch prikkelt ze je tegelijk om verder te kijken dan de monogame evidenties onder het motto dat ‘Niet het temmen, maar het trotseren van de chaos de levenskunst is die liefde nodig heeft.’ Mooi, toch?

 

 

 

 

 

 

Het gedoe dat liefde heet (3) – Doe jij aan zelf-amputatie?

Een directe en misschien wat botte vraag, maar waarschijnlijk heb ik wel je aandacht (en dat is natuurlijk de bedoeling). Het concept zelf-amputatie in relationele zin is afkomstig van Jan Geurtz, auteur van onder andere ‘Verslaafd aan liefde’ en ‘Bevrijd door liefde’, waarin hij de visie ontwikkelt dat de manier waarop de meesten onder ons een liefdesrelatie beleven te vergelijken is met een verslaving. In het begin van de relatie raken we door verliefd te worden sterk gehecht aan alles wat de ander ons biedt: bevestiging, koestering, het gevoel bijzonder te zijn, … Vervolgens verwachten we dat de ander tot in lengte van dagen de leverancier van die prettige gevoelens blijft. Daarvoor zijn we ook bereid een prijs te betalen. Wanneer we merken dat onze partner bepaald gedrag van ons verwacht zullen we dat proberen te bieden en ander gedrag of aspecten van onze persoonlijkheid die de ander niet zo kan waarderen zullen we onderdrukken of afvlakken. Zo raken we in een proces dat Geurtz ‘wederzijdse zelf-amputatie’ noemt.

Dit is natuurlijk een heel specifieke kijk op de dynamiek van relaties, en een tamelijk confronterende bovendien als we onszelf allemaal als relatiejunks moeten gaan beschouwen. Er zijn ook hele andere meningen. In ‘Redenen om in leven te blijven’ stelt Matt Haig zowat het omgekeerde: dat het net in een liefdesrelatie is dat we maximaal onszelf kunnen worden en zijn, dat het de liefde van de ander is die ons daartoe de ruimte biedt. Over zijn eigen relatie zegt hij:

‘Ik denk dat – als ik haar al iets bood – het de kans was om haarzelf te zijn. Als we – zoals Schopenhauer stelt – ’ ¾ van onszelf opgeven om zoals anderen te zijn’, dan is liefde – op haar best – een manier om die delen van onszelf te heroveren. De vrijheid die we ergens in onze vroege kindertijd kwijt zijn geraakt. Misschien gaat liefde gewoon om het vinden van diegene bij wie je je eigen rare zelf kan zijn. Ik hielp haar zichzelf te zijn, en zij hielp mij mezelf te zijn. Dat deden we door te praten. In ons eerste jaar samen bleven we vaak de hele nacht door praten.’

Zet een liefdesrelatie nu tot zelf-amputatie aan of word je er net meer en vollediger jezelf door? Het één sluit het ander niet uit. Wanneer je relatie goed voelt, heeft dat natuurlijk te maken met het feit dat je je bevestigd voelt in wie je bent of wat je beschouwt als jouw eigenheid: of het nu je uiterlijk of je talenten zijn, je gevoel voor humor of je specifieke temperament. Voor dat geheel is de ander namelijk gevallen. Over het algemeen is je partner de persoon bij wie je het gemakkelijkst een gevoel van thuis zijn en geborgenheid ervaart, je hoeft niet speciaal te doen, niet op te vallen of te pleasen. Een hechte relatie kan je ook een sterker vertrouwen in jezelf geven.

Opvallend in het citaat van Matt Haig is wel dat hij schrijft: ‘In ons eerste jaar samen bleven we vaak de hele nacht door praten.’ Niet meer in de daarop volgende jaren dus? Of minstens een stuk minder? De eerste periode van een relatie wordt nog zo sterk door verliefdheid geregeerd dat we ons zonder moeite tot in de toppen van onze tenen onszelf kunnen voelen bij de ander, ons hele zelf. Volgens Jan Geurtz heft verliefdheid onze eigen diepe zelf-afwijzing tijdelijk op, zodat we milder en meer accepterend ten opzichte van onszelf staan. We denken dat het de ander is die ons dat heerlijke gevoel geeft, maar dat is een illusie, aldus Geurtz.

Verliefdheid slijt sowieso en in de meeste relaties breekt de fase aan waarin er veel meer moet worden onderhandeld en wensen en behoeften van beide partners tegen elkaar worden afgewogen. Dat kan openlijke onderhandeling zijn, maar ook stilzwijgende. In plaats van te praten gaan partners elkaar observeren, elkaars signalen interpreteren en hun gedrag aanpassen, want door de ander worden teruggefloten in je behoeften of afgewezen in wat je aanvoelt als je eigenheid is pijnlijk. Op de duur weet je het wel van elkaar, waar je het niet te veel over moet hebben en wat de ander niet zo apprecieert. En daar komt de zelf-amputatie om de hoek kijken. Een fanatieke sporter met een partner die dat vele sporten aanvoelt als een beknotting van de tijd samen gaat zichzelf inperken. Wie een langdurige opleiding wil gaan volgen en in relatie is met iemand die dat beschouwt als tijdverlies in plaats van verlangen naar zelfontplooiing voelt druk om het plan te laten varen.

In het meest ideale geval vinden partners door communicatie en wederzijds begrip oplossingen voor dit soort situaties. Samenleven vergt per definitie enige aanpassing van beide kanten. Toch is het misschien een gegevenheid die we moeten accepteren: dat in relatie zijn behalve de ander de ruimte geven in sommige opzichten ook betekent de ander beknotten, en jezelf beknotten omwille van de ander. Er zijn altijd wel stukjes van jezelf die in je relatie ondergesneeuwd raken, aspecten in je partner waar jij niks mee hebt en die hij/zij misschien afzwakt om jou niet voor het hoofd te stoten. Samen creëer je een beveiligend pantser dat jullie beider angst voor afwijzing toedekt, maar je tegelijk vervreemdt van jezelf. Dikwijls worden al die kleine en grotere dingen die je doet of laat omwille van de lieve vrede benoemd als ‘investeren in de relatie’, alsof de relatie een hoger goed is waarvoor je als individu sowieso offers moet brengen. Jan Geurtz meent dat we het risico lopen om in onze liefdesrelaties het ouder-kindpatroon te herhalen, waarbij veiligheid en bevestiging worden gegeven in ruil voor het voldoen aan bepaalde verwachtingen en het naleven van regels.

Kan het ook anders? Ja, als we het typische relatiedenken loslaten en in plaats daarvan voor een spirituele benadering kiezen. Het vergt dat we een relatie niet meer zien als iets wat tot alle prijs moet worden bereikt en in stand gehouden, maar als iets wat al dan niet op onze weg komt. Dat we aan onze eigen spirituele groei werken, bijvoorbeeld door zelfonderzoek of meditatie, zodat we onze zelf-afwijzing kunnen verminderen. Dat we beseffen geen rechten te kunnen doen gelden op een ander en dat een ander dat ook niet kan op ons, zodat we het niet kunnen maken elkaar met geboden en verboden te bestoken. In zulke relatie kan er nog altijd angst voor afwijzing of verlies zijn, maar de partners staan er bewuster in. Terwijl in het verslaafde relatiepatroon de partner die pijnlijke gevoelens ervaart geneigd zal zijn de ander ervoor verantwoordelijk te stellen en te verwachten dat deze zijn/haar gedrag bijstuurt om ervoor te zorgen dat die pijn ophoudt, zullen partners die een spirituele relatie nastreven op de eerste plaats de gevoelens erkennen en op de tweede plaats bij zichzelf kijken of ze de oorsprong ervan kunnen vinden.

Hoog gegrepen? Zeker, evolueren van wederzijdse beknelling naar elkaar vrij laten en groeien naar een volwassen, verantwoordelijke houding in een liefdesrelatie is een hele opgave en een werk van lange adem. Een weg met valkuilen en hoogtepunten, maar wie het pad inslaat, vindt waarschijnlijk genoeg voldoening en nieuwe inzichten om niet meer op z’n stappen terug te keren.

Lees ook deel 2 van ‘Het gedoe dat liefde heet: Wat is jouw definitie van trouw?’
Lees ook deel 1 van ‘Het gedoe dat liefde heet’: Forever mine …

Het gedoe dat liefde heet (2) – Wat is jouw definitie van trouw?

Wat is dé hoeksteen van relaties? Onder één dak wonen? Goeie gesprekken? Humor, tijd voor elkaar maken, seks? Niks van dat alles, hoewel het allemaal meespeelt. Trouw is hét codewoord. Met trouw staat of valt alles, zo lijkt het. Behalve ja zeggen terwijl je elkaar in de ogen kijkt is trouw beloven het belangrijkste element in een huwelijksceremonie. Trouw ‘no matter what’: snertdagen of happy days, kommer en kwel of rozengeur en maneschijn, snipverkouden, doodziek of zo fris als een hoen … Je belooft in alle omstandigheden de ander trouw te blijven. En ook al huwen vele koppels nooit, bij samenwonenden lijkt trouw niet zo anders ingevuld te worden dan bij getrouwden.

Maar wat wordt er bedoeld met trouw? Iedereen lijkt het nogal vanzelfsprekend te vinden wat we onder dat begrip verstaan. De invloed van het christendom in onze cultuur heeft ervoor gezorgd dat we trouw op de eerste plaats interpreteren als: geen seks met een ander. Of zoals het in de tien geboden heet: geen onkuisheid bedrijven. Het belang ervan blijkt uit het feit dat er maar liefst twee van de 10 geboden betrekking hebben op relatietrouw, namelijk het 6e en het 9e. Het 6e verbiedt ons om overspel te plegen, het 9e probeert bovendien onze gedachten, gevoelens en impulsen te beheersen: we mogen een ander dan onze partner ook niet begeren. Heel strikt dus.

Terwijl fysieke en seksuele trouw al eeuwen deel uitmaken van de deal is de nadruk op geestelijke en emotionele trouw van recentere datum. Deze tweede vorm van trouw hangt heel evident samen met de uitverkoren status die partners ten opzichte van elkaar innemen. Als je voor iemand de enige en ware bent, spreekt het vanzelf dat verliefdheid op of een sterke aantrekking tot een ander volkomen taboe zijn. Dat je over de schreef gaat als je met een andere man of vrouw je meest intieme gedachten deelt of heel persoonlijke en kwetsbare kantjes van jezelf laat zien, zeker als daar enige regelmaat in zit en nog meer als het gaat over dingen waarover je je partner niet in vertrouwen neemt.

Trouw is zo de achilleshiel van elke liefdesrelatie geworden. Een heel gevoelig plekje dat tot ware rampen kan leiden wanneer het geraakt wordt. Toch lijken de meeste koppels er niet echt werk van te maken om over trouw te praten en na te gaan wat elk van de partners er exact onder verstaat. Trouw is doorgaans iets wat wordt verondersteld, je moet het gewoon zijn, je gaat ervan uit dat de ander het ook is en jullie allebei haarfijn weten wat precies ok en niet ok is.

Deze houding kan werken zolang er geen spanningsveld is en trouw ‘gemakkelijk’ is. Meestal is dat ook zo in het begin van een relatie, wanneer verliefdheid en gierende hormonen er nog voor zorgen dat je je niet kan voorstellen dat je ooit iets anders wil dan voor eeuwig in zijn of haar buurt zijn en handjes vasthouden. Wanneer een relatie wat jaren op de teller heeft en al helemaal wanneer er situaties ontstaan waarin trouw op de proef wordt gesteld, is het een heel gezond idee om samen te onderzoeken en expliciteren. Wat verstaan jullie allebei onder trouw? Elke partner zou eigenlijk de oefening moeten maken om het voor zichzelf te definiëren. Want hoe kan je trouw zijn als je nooit hebt benoemd wat het voor jou betekent? Wat als je vaststelt dat de ander er iets anders onder verstaat dan jij?

Je invulling van trouw is ook onderhevig aan evolutie. Het is perfect mogelijk dat je door levenservaringen, groei en veranderingen in je relatie tot andere definities komt dan ervoor. In mijn eigen relatie hebben zowel mijn partner als ik dit ervaren. We startten zo’n 25 jaar geleden zoals de meeste koppels: met een wat vaag beeld van wederzijdse trouw, met af en toe een spannende situatie, maar verder liep het gesmeerd.

Zo’n jaar of 15 geleden kwam alles in beweging. Ik stelde vast dat – ook al hield ik van mijn partner en voelde ik me gelukkig in de relatie – ik me ook soms aangetrokken voelde tot anderen en de gevoelens wel eens een hele periode sterk uit de hoek durfden komen. Ik hield het verborgen en worstelde met schuldgevoelens. Wat was er met mij aan de hand? Kon ik niet trouw zijn? Had ik niet genoeg aan mijn relatie? Ik maakte een lang proces door waarbij ik uiteindelijk besloot dat er niks mis was met mij, dat ik eerder mezelf normaal vond dan de zo strenge relatienormen en dat het mij gezonder leek om aantrekking tot anderen niet te hoeven verbieden of onderdrukken. Geleidelijk raakten we in gesprek over trouw. Een hele periode lang kwam het telkens weer terug en het werd duidelijk dat we ons geen van beiden nog in de strenge sfeer van geboden en verboden konden vinden. Ook de omstandigheden hielpen mee: allebei hadden we ervaringen met verliefdheid op een andere man/vrouw zonder dat het tot een breuk of verlies van vertrouwen tussen ons leidde.

Er gingen jaren overheen, maar intussen hebben we het wel weer helder wat trouw voor ons betekent. We zijn er ook in geslaagd om ze te definiëren op een manier waarin we ons allebei kunnen vinden. We vullen trouw op de eerste plaats in als een aantal engagementen voor ons leven samen. Op elkaar betrokken zijn, oog hebben voor moeilijke momenten bij de ander, kunnen luisteren naar elkaars kwetsbare gevoelens, twijfels of angsten, de zorg voor onze kinderen samen opnemen, ruimte laten voor elkaars persoonlijke ontwikkeling, onze hechtheid en fysieke band voeden door fijne dingen te doen met z’n tweeën.

Trouw gaat voor ons dus vooral over loyaal zijn aan een gezamenlijk levensproject, en niet over een verbod op intimiteit – fysieke of geestelijke – met anderen. We gaan ervan uit dat intimiteit een wezenlijke behoefte is die zich niet hoeft te beperken tot één iemand, ook al ben je een koppel. We hebben elkaars lichaam niet in pacht, net zo min als elkaars gedachten of gevoelens, dromen of verlangens. In de praktijk komt dat erop neer dat het binnen onze relatie ok is als mijn partner een vriendin heeft met wie hij heel persoonlijke gesprekken voert en er geen verbodsbord opduikt als hij met haar ook fysieke intimiteit wil delen. Dat ik vrienden kan hebben met wie ik 1-op-1 op café of op restaurant ga en me niet hoef te schamen of illegaal te voelen als ik een keer verliefd word op een ander. Is dat dan vrije liefde of polyamorie? Wat ons betreft niet. We voelen geen behoefte om etiketjes te plakken op wat een persoonlijke invulling van trouw is of onszelf in één of ander hokje te plaatsen. Wat we wel essentieel vinden om goed te kunnen leven met deze definitie van trouw is eerlijkheid en gesprek. We hebben de afspraak dat we elkaar vertellen wanneer iemand buiten onze relatie heel belangrijk voor ons is en ervoor zorgen dat de ander een idee heeft van wat voor contact dit is, zonder dat we elkaar van elk detail op de hoogte hoeven te brengen. Geheimhouding creëert een sfeer van bedrog en geheimen die na verloop van tijd uitkomen zijn als bommen onder een relatie, ze kunnen de hele boel doen ontploffen. Eerlijk zijn is natuurlijk een stuk gemakkelijker wanneer je van elkaar geen strikte fysieke en geestelijke trouw verwacht, maar het blijft een niet te onderschatten opgave. Twijfel, angst, jaloezie of schaamte verdwijnen niet als sneeuw voor de zon wanneer je relatietrouw op een vrijere manier beleeft. Je kan ook de vraag stellen of die grotere vrijheid geen groter risico oplevert dat een relatie verwatert of één van beide partners ze wil afbreken. Dat is in ons geval tot nu toe nooit gebleken, we ervaren eerder dat we met meer vrijheid – en dus meer ruimte en zuurstof – een sterker koppel kunnen zijn. We kiezen bewust voor elkaar en blijven dat doen.

Voor ons werkt dit dus. Niet zonder slag of stoot, want in relatie zijn gaat altijd ook gepaard met minder hechte periodes en af en toe een hobbel op de weg. Ten allen tijde zijn we wel vrij in ons hoofd en hart, in onze beleving en onze contacten met anderen. We hebben onze interpretatie van trouw onderzocht en samen de bakens ervan verzet.

Het gedoe dat liefde heet (1) – Forever mine …

Het houdt mij al jaren bezig: de manier van liefdesrelaties aangaan en beleven die algemeen als normaal wordt beschouwd in onze westerse samenleving. Ik ervaar ze als dwingend en verstikkend en kan er niet goed mee omgaan. In mijn persoonlijk leven probeer ik het anders aan te pakken, maar ik ervaar keer op keer dat afwijken van relationele normen heel moeilijk is als de meeste mensen rond je van de stilzwijgende standaard uitgaan.

Wat ik bedoel? Ik bedoel: kijk rond je naar koppels en kijk naar jezelf. Wanneer ik dat doe, zie ik in relaties tamelijk algemeen dezelfde fenomenen, en ik zal niet beweren er zelf helemaal vrij van te zijn:

  • 1001 verwachtingen ten opzichte van elkaar koesteren
  • het volkomen evident vinden om er zulke uitgebreide verwachtingen op na te houden
  • levenslange exclusiviteit in het gevoelsleven van de ander opeisen
  • gedrag vertonen dat er in de praktijk op neerkomt elkaar wederzijds in bezit te hebben zonder dat we dit zo benoemen.

Waarom verwachten we om te beginnen zo veel? Omdat we de ander zelf hebben uitgezocht op basis van de duizelingwekkende intensiteit van aantrekking en verliefdheid. Partners worden we niet meer omdat onze ouders of een religieuze instantie ons geschikt voor elkaar vinden of omdat onze relatie een goede economische match zou zijn. Nee, de ander is onze persoonlijke uitverkorene: we hebben hem of haar, zonder inmenging van anderen, uit de massa gelicht op basis van criteria die voornamelijk emotioneel en affectief zijn. We hebben besloten dat hij of zij hét is, de ware, enige, bijzondere met wie we een unieke, alleen door ons beiden te doorgronden, onvervangbare band hebben.

Met zulke onuitgesproken achterliggende visie laden we zonder het goed te beseffen een groot gewicht op onszelf en onze partner. We verlangen en verwachten enorm veel. Een partner moet zowat de talenten en vaardigheden van een superheld of -heldin in zich verenigen. Moet beste maatje en verleidelijke seksgod(in) zijn, vertrouweling, conversatiepartner, steun en toeverlaat, betrouwbare ouder en noem maar op. Hebben we een relationele behoefte, dan denken we er automatisch van te mogen uitgaan dat de ander die moet kunnen vervullen. We willen dat er echt naar ons wordt geluisterd, we willen deel kunnen hebben aan de intieme binnenwereld van de ander, we willen ten allen tijde begrip kunnen ervaren, zachte huiselijkheid en koestering krijgen, maar ook wel als het zo uitkomt avontuurlijke uitjes beleven, uitdagende en speelse dingen doen die ons zelfs na jaren relatie nog weten te verrassen en natuurlijk een seksleven dat spannend en opwindend blijft. Het volstaat om iets te willen, waarop een verwachting ontstaat waarvan we vinden dat de ander ze moet invullen. Liefst van al ook zonder dat we helder en concreet hebben geformuleerd wat het precies is wat we willen. De ander moet het aanvoelen, want expliciet zijn, dat doet afbreuk aan de romantiek. Als onze partner aan onze woordelijk geformuleerde verzoeken voldoet, dan is hij of zij toch niet veel meer dan een gedweeë robot, toch? Nee, de ander moet het uit zichzelf weten en voelen, wat wij zo graag willen.

Daar komt nog bij dat we alles doorgaans heel evident vinden. Het is niet zo dat de partner die er redelijk in slaagt aan onze resem verwachtingen te voldoen op onze grenzeloze en nederige dankbaarheid kan rekenen. We vinden het niet meer dan normaal.

De status die we allebei ten opzichte van elkaar hebben van uitverkoren zijn maakt ook dat anderen uit onze verhouding worden buitengesloten en we elkaar als het ware een ongeschreven exclusiviteitscontract laten ondertekenen. Uitverkoren zijn betekent de enige zijn, op een voetstukje staan waar maar plaats is voor één. We garanderen elkaar permanent de exclusiviteit. En omdat dit zo’n bijzondere en emotioneel beladen status is, kan hij niet worden ingetrokken of beëindigd zonder dat het ingrijpende en bijzonder pijnlijke gevolgen heeft. Daaruit volgt onvermijdelijk dat de exclusiviteit die we bieden zich ook eindeloos moet uitstrekken in de tijd. Ideaal zou ze eigenlijk levenslang moeten zijn.

In de praktijk betalen we voor uitverkoren en exclusief zijn een hoge prijs. Het creëert scherpe geboden en verboden. Het komt erop neer dat we voor iemand met hetzelfde geslacht als onze partner geen tedere gevoelens meer mogen koesteren, dat we geen vrijheid meer hebben in omgang, in persoonlijke gesprekken voeren, in actief zijn op sociale media, communicatie via sms of e-mail, afspreken op café, restaurant, in de bioscoop, en natuurlijk is ook fysieke en seksuele intimiteit met een andere man of vrouw verboden. We geven al die vrijheden die we ooit probleemloos genoten op in ruil voor het statuut van uitverkorene.

De facto worden we daardoor elkaars bezit. Want wat ben je anders als de ander van jou en jij van de ander mag verwachten dat jouw intieme geestelijke inhoud, jouw meest persoonlijke passie, de gevoeligheid van je zintuigen en je lichaam, je vermogen om liefde en tederheid te ervaren en uit te drukken zich alleen nog mogen richten op die ene persoon, alleen nog met haar of hem mogen gedeeld worden?

In de meeste literatuur en artikels over liefdesrelaties wordt deze normaal bevonden constellatie van uitverkiezing, verwachtingen, exclusiviteit en bezit niet in vraag gesteld. Het wordt beschouwd als de manier waarop liefde en relatie nu eenmaal in elkaar zitten. Er wordt ook gesuggereerd dat er bij wie anders functioneert iets fout is. Wie moeite heeft met dit exclusieve 1-1-model mist vast essentiële dingen in de relatie (en moet proberen dat gemis op te lossen door er hard aan te werken met de partner), zal wel een probleem hebben met hechting of heeft wat voor blokkade dan ook en is daardoor niet in staat tot diepe intimiteit met één persoon. Lees: als jij moeite hebt met het gebruikelijke westerse relatiemodel dan ben jij diegene die abnormaal en disfunctioneel is, want aan het relatiemodel zelf schort op zich niets.

Wel, ik vind dus heel erg van wél. Ligt het alleen maar aan onze menselijke imperfectie dat zoveel relaties stuklopen en dat overspel en geheimhouding bijna eerder regel dan uitzondering zijn? Of hebben we met ons gebruikelijke relatiemodel de lat voor elkaar zo hoog gelegd, de standaard zo dwingend gemaakt dat bijna elk van ons vroeg of laat zal struikelen? Ik denk dat het dat laatste is. Na verloop van tijd merken we dat een pact van verwachtingen, exclusiviteit en bezit weinig of geen ruimte laat voor groei en ontplooiing, voor evolutie en verandering, allemaal elementen die wezenlijk zijn in onze menselijke natuur en die we zeker in een langer durende relatie niet kunnen negeren als we onze persoonlijke integriteit willen behouden.

De conclusie die ik voor mezelf trek is: er is niks mis met mij, er is wel iets aan de hand met de standaard perceptie en de normen op het vlak van relaties. Daaruit volgen vanzelf de vragen:

Hoe moet het dan anders?

Is het mogelijk om minder van elkaar te verwachten en ook gelukkig te zijn, of misschien gelukkiger?

Kunnen we het begrip trouw op een andere manier invullen?

Is er ook nog intimiteit mogelijk met een ander buiten je relatie zonder dat dat op bedrog of ontrouw neerkomt en hoe dan?

Zou het ook een impact hebben op de samenleving als we elkaar minder beschouwden als ons exclusieve bezit?

Genoeg stof tot nadenken voor een volgende keer.